Parelduiken in de bijbel

Op vakantie gestuurd

Bij Jeremia 6:16

Ik moet van God op het strand liggen. En niet alleen ik, maar jij ook. Volgens de profeet Jeremia luidt het woord van de Eeuwige namelijk (in mijn eigen vertaling): ‘Staat stil op de wegen en ziet, vraagt naar de paden van eeuwig. Is deze weg de goede, gaat daarop en vindt een rustplaats voor uw ziel.’

‘Staat stil op de wegen en ziet.’ Stop met wat je aan het doen bent. Maak pas op de plaats. Neem de tijd om stil te staan en te kijken naar hoe je weg tot nu toe gelopen is en wat die weg met jou gedaan heeft.

‘Staat stil op de wegen en ziet.’ Ik weet niet hoe het jou vergaat, maar als ik op vakantie ben en op het strand van dat Italiaanse meer lig, dan gebeurt dat, vaak na de aanvankelijke onrust, vanzelf. Ik sluit mijn ogen en laat mijn gedachten gaan over het afgelopen jaar. Wat er goed ging, waarvan ik energie kreeg, waardoor ik me gevoed voelde – en wat er minder goed ging, moeizaam, wat weinig opleverde.

‘Staat stil op de wegen en ziet, vraagt naar de paden van eeuwig.’ Paden van eeuwig? Ja, paden van eeuwig. Paden die komen uit de eeuwigheid, uit het domein van de Eeuwige. Het pad dat God voor jou in gedachten heeft. Dat klinkt wellicht een tikje ouderwetsch, maar bekijk het eens zó. Ga jij een weg waarop je jezelf kunt ontplooien? Waarop je je kunt ontwikkelen? Ga jij een weg waarop jij de talenten die je gekregen hebt, kunt inzetten? Geef jij in het gaan van je weg antwoord op jouw roeping? Ga jij een weg die zegenrijk is – voor jou en voor de mensen om je heen?

Of een weg voor jou een goede is of niet – je merkt het gaandeweg. De goede weg gaan, zo zegt de Eeuwige volgens Jeremia, dat geeft rust voor je ziel. Een plek om thuis te komen, thuis te zijn, terwijl je onderweg bent. Dát is de vraag die ik me straks ga stellen: ben ik thuis in mijn werk, in mijn andere activiteiten, in mijn leven? Is de weg die ik ga een rustplaats voor mijn ziel?

Kortom: God stuurt mij op vakantie. Een goede zomer!

Als een kind op de arm van zijn moeder

Bij Psalm 131

Psalm 131 is ienimini. Drie verzen kort. Maar van een schóónheid! ‘Ik ben stil geworden, ik heb mijn ziel tot rust gebracht. Als een kind op de arm van zijn moeder, als een kind is mijn ziel in mij.’

Je ziel als een kind van anderhalf, hooguit twee jaar oud. Nieuwsgierig naar alles. Bestuderend, onderzoekend, experimenterend. Een kind dat eropuit gaat, op ontdekkingsreis door de wereld. Maar o wee, soms is die wereld wel een beetje groot. Al die indrukken, al die ontdekkingen. En wat doet een kind dan? Het zoekt geborgenheid bij papa of mama. Even op de arm, even op schoot. Even in de veiligheid en de vertrouwdheid.

Het je kunnen wentelen in geborgenheid is noodzakelijk in het leven van een kind. In die armen van moeder, waar liefde te vinden is en geborgenheid, troost en veiligheid – in die armen vindt een kind rust. En het mooie is, een kind voelt haarfijn aan wanneer het weer ‘opgeladen’ is. Het klimt er vanzelf ook weer uit. Op zoek naar nieuwe ervaringen. Maar die rust, die is nodig. Een wezenlijke stap in het proces van groei.

Dat groeiproces stopt nooit. Het leven biedt telkens nieuwe ervaringen om van te leren, om aan te groeien. Kansen om jezelf te ontwikkelen. De wereld wordt steeds een stapje groter, ook als je volwassen bent. Volgroeid ben je nooit.

Maar hoe zit dat met jouw ziel? Dat kind van anderhalf, hooguit twee jaar oud? Kun je die aan het eind van een dag vol indrukken op je arm nemen en veiligheid bieden? Troost, vertrouwdheid, geborgenheid? Rust?

Gun het jezelf. Neem je ziel op je arm, zoals je dat zou doen bij een kind van twee. Bekijk haar met milde ogen, zie hoe vol ze is van alles en hoe ze jouw geborgenheid nodig heeft. Laat haar helemaal tot rust komen. Word stil.

Groen

Bij Genesis 1:1-19

‘Oma, wat denk jij dat de lievelingskleur van God is?’ vraagt een meisje van zeven. Oma is met stomheid geslagen, maar kleindochter weet het wel. ‘Groen, natuurlijk.’ En gelijk heeft ze.

Groen is de eerste kleur die genoemd wordt in de bijbel. We lezen het scheppingsverhaal. Dag één: God zegt: kome er licht! – en er komt licht. Zo maakt God scheiding tussen het licht en de duisternis. Dag twee: God maakt de hemel boven het water. Dag drie: God maakt scheiding tussen land en zee. Maar de aarde is nog maar een kale boel. Geen oord om leven mogelijk te maken en te ondersteunen. En wat doet God? Hij zegt: ‘Laat de aarde groen doen groeien.’

Groen – dat betekent gras onder je voeten. Planten, struiken en bomen die zaad dragen. Die vruchten geven. Voedsel voor mens en dier.

Nou is er iets heel moois aan dat groen. Daarvoor kijken we nog even verder, naar dag vier. Dan maakt God de zon, de maan en de sterren. Daarvóór was er al wel licht, maar dat was dus geen zonlicht, want de zon was er nog niet. Dat licht dat er was, dat was – tja, Gods licht. Licht met een hoofdletter.

Bij biologie leer je over fotosynthese – hoe planten zonlicht omzetten in koolhydraten, zodat ze kunnen groeien. Maar de aarde brengt al dit groen voort op dag drie van de schepping. Nog geen zon te zien! Alleen dat licht, dat God op de eerste dag bij name riep. Het leven van mens en dier wordt geregeerd door de morgenster. Maar dat groene daar op de aarde – dat groeit onbekommerd in het Licht. Jaloersmakend!

Ik ben benieuwd wat mijn biologieleraar ervan zou zeggen, maar ik vind het een fascinerende gedachte.

Dunne stilte

Bij 1 Koningen 19:8-13 en Exodus 16:14-16

Het is een beroemde scène. De profeet Elia bevindt zich op de berg Horeb en is uitgenodigd door God om hem te ontmoeten. Een windvlaag gaat voorbij, maar daarin is God niet. Een aardbeving – maar daarin is God niet. Vuur – maar daarin is God niet. En dan: de stem van een dunne stilte. En in die stilte spreekt God tot Elia.

Het klinkt een beetje raar: een dunne stilte. Ik snap wel dat vertalers dit anders opschrijven. Maar ik vind het een prima vertaling.

Het woord dat er staat, dat ‘dun’, komt niet veel voor in de bijbel. Dat is mooi, want dat geeft veel vrijheid. Van veelgebruikte woorden staat de betekenis vast – voor zover dat ooit kan. Maar hier is ruimte om het nét even anders te doen.

Dit ‘dun’ komt ook voor in het boek Exodus. De Hebreeën zijn gevlucht uit Egypte en lopen hongerend door de woestijn. Dan staat het er tweemaal: in de ochtend ligt er een dunne laag, iets fijns op de woestijngrond. Manna. Voedsel uit de hemel. Voedsel dat maar één dag goed blijft, dat je niet kunt bewaren. Het is niet vast te houden, niet blijvend. Het vergaat. Maar het voedt het volk. Elke morgen ligt er weer een nieuwe laag manna klaar, zodat het volk ook deze dag door zal komen.

Bij Elia wordt de stilte dun, ja. Fijn. IJl. Etherisch. Teer. Teder. Kwetsbaar. Er is een subtiele verandering in kwaliteit te voelen. Zo is God aanwezig bij Elia. Niet blijvend, maar voorbijgaand. Niet houdbaar. Maar wel voedend.

God laat zich horen in een dunne stilte. Als je de stilte toelaat in je leven, haar opzoekt, word je er vanzelf gevoeliger voor. Voor subtiele veranderingen in de kwaliteit ervan. En wie weet wat je daarin waarneemt.