Parelduiken in de bijbel

Lichtend kind

Bij Lukas 2:1-7

Straks met kerst vieren we de geboorte van Jezus in een stal in Bethlehem. Mijn middeleeuwse vriend Meester Eckhart heeft het in zijn preken vaak over de godsgeboorte. Maar dan doelt hij niet op dat gebeuren toen in Bethlehem. Hij heeft iets voor ogen dat hier en nu in mensen kan gebeuren.

De mens die volledig mens wil zijn, die naar het hoogste streeft, moet ruimte maken in zichzelf voor God. Die moet zijn ziel leger en leger maken, zodat God elke lege plek in die ziel kan vullen. En dat gebeuren, dat God een lege plek in de mensenziel inneemt, dat heet godsgeboorte. Want, houd je vast, God baart Zijn Zoon in de grond van de menselijke ziel. Het zijn grote woorden.

Die godsgeboorte, daar wordt dus inderdaad gebaard, en wel de Zoon. Maar niet in het jaar nul in Bethlehem, maar ieder moment opnieuw in de ziel van ieder mens, voor zover deze mens ruimte kan maken voor die godsgeboorte. En het mooie is dat niet alleen de Zoon ‘ter wereld komt’, maar dat jij daar in één moeite door opnieuw geboren wordt. Namelijk als kind van dezelfde Vader.

Misschien vind je het een afstotelijk idee: dat God in jou barende is. Mag ik je leed dan verzachten met een citaat van Eckhart? ‘In deze geboorte stort God zich met een zodanig licht in de ziel uit, dat dit licht in de grond van de ziel zo groot wordt, dat het overstroomt in de uiterlijke mens.’ Met andere woorden: in deze geboorte stroomt jouw wezen vol licht en helderheid. Je wordt volledig doorstraald met Gods wezen, Zijn zijn. Dat is niet alleen uitermate prettig voor jezelf, maar minstens zo prettig voor de mensen die jij op je levenspad ontmoet. Want dit licht in jou is zo sterk en zo overvloedig, dat het zich een weg baant naar buiten toe en zichtbaar, voelbaar wordt voor anderen. In jouw spreken, in jouw handelen straalt het licht van God tot die ander.

Licht van God voor alle mensen in deze donkere dagen. Als dat geen mooie kerstboodschap is! Dat het kind deze dagen niet alleen in Bethlehem, maar ook in jou geboren mag worden.

Mij geschiede naar uw woord

Bij Lukas 1:38

Stel je voor, je krijgt een engel op bezoek. En die vertelt je dat je een zoon zult krijgen, die de Zoon van de Allerhoogste zal worden genoemd. Hoe zou jij reageren?

Mij niet gezien, hoor. ‘Zoon van de Allerhoogste? Geef mij maar een gewoon kind, dat is al ingewikkeld genoeg. Bovendien, ik heb er al twee; het is goed zo. Weet je wel hoeveel tijd en energie er in een baby gaat zitten!? Dus eh, als je het niet erg vindt, probeer het maar ergens anders.’ Zoiets?

Maria is een maagd, zo wordt er verteld. Dat kun je natuurlijk interpreteren als een opmerking over haar fysieke toestand, maar mystici kijken er anders naar. Een maagd is iemand, een man of een vrouw, die vrij en leeg is. Vrij en leeg – onder andere van zijn eigen wil. Een maagd staat open voor welke wending zijn leven ook neemt, omdat hij leeg is van eigenwilligheid, zoals de middeleeuwse mysticus Eckhart dat noemt. Dat betekent niet dat deze mens een slappe pop is. Nee, hoe minder wil er in een mens is, hoe meer God er in een mens is. Een mens die zich innerlijk leegmaakt, wordt direct en zonder aarzeling gevuld door God. En een mens vervuld van God is bepaald geen slappe pop. Eerder de beste versie van zichzelf.

‘De woorden van de engel zouden Maria nooit tot de Moeder Gods gemaakt hebben,’ schrijft Eckhart. ‘Maar op het moment dat Maria haar wil opgaf, ontving zij God terstond; die werd haar natuurlijke zoon.’

De vrucht van het opgeven van je eigen wil en het maken van ruimte in jezelf voor God, zo schreef ik in mijn vorige column, is vrede. In Maria zien we dat wel héél letterlijk. De vrucht die zij in haar schoot draagt, is immers de Vredevorst.

Uw wil geschiede

Bij Matteüs 6:10

‘Uw wil geschiede.’ Ik bid het in de kerk vaak op de automatische piloot mee. Maar als je erover gaat nadenken, betekent het nogal wat. Úw wil geschiede. En niet de mijne. Het zijn slechts drie woorden, maar oef, wat een slecht verteerbare boodschap voor een mondige, ontwikkelde en eigenwijze 21ste-eeuwer!

Maar, in alle onrust van mijn leven, hoe weet ik wat mijn wil is en wat de wil van God is? Hoe moet ik onderscheiden wat ik wél kan willen, omdat het in lijn staat met de wil van God, en wat ik los moet laten? Over zeven eeuwen heen geeft de mysticus Meester Eckhart mij een antwoord. Je hebt zelf een meetinstrument om dat onderscheid te maken, schrijft hij. En dat is je gevoel van innerlijke vrede. Als je iets wílt, ben je blijkbaar niet in vrede met hoe je leven is. Je wilt het anders dan het gaat. Vrede heb je alleen, als je leven loopt zoals jij wilt. Of nee, omgekeerd: vrede heb je alleen, als jij wilt dat je leven loopt zoals het loopt. ‘Onvrede in jezelf ontstaat altijd uit eigenwilligheid’, schrijft hij. ‘Of je dat nu merkt of niet.’

Hij heeft een punt. Innerlijke vrede is niet mogelijk als je iets wílt, als je met ontevreden gevoelens je ogen richt op dat wat (nog) niet is of nooit geweest is. Of, positief gesteld: voorwaarde voor innerlijke vrede is dat je kunt ontvangen wat zich hier en nu aandient.

Bedoelt Eckhart met ‘de wil van God’ dat God macht heeft over ons leven en tot in de kleinste details bepaalt wat er gebeurt? Nee. Hij laat zien: waar onze wil is, kan God niet zijn. En Eckhart moedigt ons aan om onze wil op te geven en zo in onszelf ruimte te maken om vervuld te worden van en door God. Hij bedoelt: als je leeft in en met en bij God, kan er geen onvrede zijn, want in God is zuiver vrede. Als je wil voelt, en dus onvrede, dan ben je blijkbaar niet helemaal in en bij en met God.

Het is een waagstuk! Maar vooruit, als eerste stap bid ik: God, geef mij de wil om het naar Uw wil te willen.

Aan het licht komen

Bij Lukas 15:8

De evangelist Lukas vertelt drie gelijkenissen achter elkaar over verloren zijn. De middelste is verpakt als een vraag: ‘En als een vrouw tien drachmen heeft en er één verliest, steekt ze toch de lamp aan, veegt het hele huis schoon en zoekt ze alles af tot ze het muntstuk gevonden heeft?’ Onder de kast, achter de bank – overal zoekt ze om dat ene muntje te vinden. Als ze het vindt, is het feest, want dan is de boel weer compleet.

Niet alleen in huis (en als moeder van twee kinderen weet ik daar alles van), maar ook in jezelf kan van alles verloren raken. Verborgen in het duister. Weggestopt. Herinneringen, pijn, verdriet, afgunst, woede, wrok – alles wat je liever niet ziet van jezelf, krijgt een plekje in de verdwijnkast. Sleutel omdraaien en je hebt er geen last meer van.

Sommige dingen zitten zo goed weggestopt, dat ze inderdaad verloren lijken. Verdwenen in de krochten van je ziel. Dat kan een hele opluchting lijken, want als iets weggestopt is, hoef je het niet onder ogen te zien. Maar als een deel van een mens verloren is, is de hele mens verloren. Als een deel van jou er niet mag zijn, als een deel van jou het daglicht niet kan verdragen, dan kun jij jezelf niet als een geheel ervaren. Dan verlies jij je heelheid, je eenheid.

De vrouw in de gelijkenis ontsteekt haar lamp en zoekt overal waar ze maar zoeken kan om te vinden wat verloren is. Ze viert feest als haar bezit weer compleet is.

Niets van wat een mens wegstopt, verdwijnt echt. Het blijft bestaan, maar in het verborgene, in het donker. En hoe meer dingen je verstopt in de duisternis van je ziel, hoe minder je zicht hebt op het Licht in jezelf. Al die rommel, al dat stof, al die kleine brokjes – samen vormen ze een blokkade, een muur, om het binnenste van je ziel heen, om die plek, waar God in jou is.

Niets van wat een mens wegstopt in zijn ziel, verdwijnt echt. Al die verstopte dingen blijven om aandacht vragen. Alles wat er is aan pijn, verdriet en gevoelens die je liever niet hebt, wil gezocht, gevonden en gezien worden. Aan het licht komen. Als dat gebeurt, wordt een mens, stukje bij beetje, weer heel. Als dat gebeurt, komt er steeds meer ruimte voor het Licht in jou.