Bij Lukas 14:26
‘Wie niet breekt met zijn vader en moeder, vrouw en kinderen, broers en zussen, kan mijn leerling niet zijn’, zegt Jezus tegen een menigte mensen die hem volgt. En dit is nog de ‘vriendelijke’ Nieuwe Bijbelvertaling. In de ‘oude’ vertaling van het NBG (1951) staat: ‘Wie niet haat zijn vader en moeder’ et cetera. Dat is nogal kras! Ik moest hier laatst over preken en aanvankelijk deinsde ik ervoor terug. Je ouders haten klinkt nou niet bepaald als een christelijke boodschap. Toch gaat het Jezus hier alleen om de liefde.
De liefde van God voor ons en in ons – het gaat Jezus erom dat we díe leren zien. Maar die liefde is onvergelijkbaar met de liefde die wij voelen voor onze ouders, onze partner, voor andere mensen. Die menselijke liefde is niet de weg tot het leren kennen van de goddelijke liefde. Als je de liefde tussen mensen als beeld gebruikt voor de liefde van God, dan leer je de goddelijke liefde niet zien. Het beeld van die menselijke liefde schuift als het ware vóór die goddelijke liefde en blokkeert zo je zicht daarop. Daarom roept Jezus op te breken met je familie. Breek het beeld van menselijke liefde af, zegt hij, en maak zo ruimte om de liefde van God voor jou en in jou te ontdekken.
Om te weten wát je precies moet ‘afbreken’, moet je eerst goed zien hoe die menselijke liefde er uitziet. Ik doe een (ongetwijfeld onvolledige) gooi, gebaseerd op mijn eigen kennis en ervaring.
De liefde tussen mensen onderling stroomt altijd van de ene mens naar de andere. Er zijn twee ‘polen’, waartussen die liefde meer of minder stroomt. Deze liefde is altijd gehecht aan een persoon. Menselijke liefde is, zogezegd, persoonlijk.
De liefde tussen mensen onderling zoekt altijd naar een balans in geven en ontvangen. Als de ene partij veel meer geeft dan de andere, of als de ene partij niet onder ogen wil zien wat de andere partij hem geeft, dan ontstaat er scheefgroei in de relatie en stroomt de liefde niet meer zo lekker.
Veel liefde tussen mensen onderling heeft een oorzaak, een reden. De liefde van de ene mens naar de andere stroomt opdat, omdat of zolang de ander hém iets geeft of iets voor hem betekent. Of, anders gezegd: de liefde tussen mensen stroomt meer of minder, afhankelijk van wat de andere partij doet of laat.
De liefde tussen mensen onderling is uitputtelijk. Elke relatie is gebaseerd op een heen en weer. Als er nooit, maar dan ook nooit iets van de andere kant komt, dan loop je leeg en verdwijnt de liefde – in ieder geval voorlopig.
‘Breek met je familie’, zegt Jezus. Hij bedoelt: breek het beeld van menselijke liefde af om zicht te krijgen op de liefde van God. Hoe zou die goddelijke liefde er dan uit kunnen zien? Met het beeld van menselijke liefde in ons achterhoofd: Gods liefde is onpersoonlijk, is niet gehecht aan het resultaat van het geven van zichzelf, stroomt zonder ‘waarom’ en is onuitputtelijk. De liefde van God is geen liefde die stroomt van a naar b. De liefde van God, God zelf, vult ogenblikkelijk alle ruimte die er te vullen is. Zodra zij ergens, bijvoorbeeld in de ziel van een mens, een leegte tegenkomt, vult zij die meteen met haar stralende, tintelende aanwezigheid. Zij breidt zich uit waar zij zich kan uitbreiden, zij is waar ze kan zijn. En voor zover een ziel gevuld is met deze liefde, is zij kind van God.
Hoe meer je de liefde, die God is, in jezelf ontdekt, hoe meer je deze liefde in een ander leert zien. Hoe meer je deze liefde uitstraalt, hoe meer je anderen uitnodigt om hetzelfde te doen. En hoe meer je deze liefde in anderen herkent, hoe meer je hen herkent als broeder en zuster, als mede-kind van God. In God is iederéén familie.