Parelduiken in de bijbel

Koningschap

Bij Psalm 51 en 1 Samuël 15:1-16:23

Dat koning David zich niet altijd even fatsoenlijk gedraagt, is hopelijk geen nieuws. Daarvan spreekt onder andere Psalm 51. Het lied dat hij zingt, steunt en stamelt, nadat hij zich de vrouw van een ander heeft toegeëigend en de profeet Natan hem heeft laten inzien dat hij over de schreef gegaan is. Het is een en al schuldbelijdenis. ‘Was mij schoon van alle schuld, reinig mij van mijn zonden.’ De psalm is een opeenstapeling van dat soort frases. En dan staat er: ‘Neem uw heilige geest niet van mij weg.’ Die zin blijft me bij. Blijkbaar kan God besluiten om zijn geest van iemand weg te nemen. En blijkbaar heeft David Gods geest meer dan nodig.

Een opstelling in de workshop ‘Op zoek naar de ziel van het bijbelverhaal’, een soort bibliodrama, opent mijn ogen. Degene die Davids voorganger, koning Saul, representeert, zit in een stoel en staart naar de grond. Er lijkt een donkere wolk boven hem te hangen. Hij zegt niet veel, wil niet geholpen of afgeleid worden. Hij gaat gebukt onder iets. Er drukt iets zwaar op zijn schouders. Als we iemand anders opstellen voor het koningschap, draait Saul zich van hem weg en krimpt hij nog verder ineen.

Aan alle kanten is het duidelijk dat het koningschap hem te zwaar is. Te groot. Dat is niet verwonderlijk. Saul heeft het vertrouwen van God verspeeld. God verwerpt Saul en neemt zijn geest van hem weg. Schrijnend is het. Daar zit hij, koning Saul. Zonder de geest van God moet hij het koningschap dragen. In zijn eentje. En alsof dat niet genoeg is, stuurt God hem een boze geest, die hem kwelt.

Waar God zijn geest weghaalt, blijft leegte over. Ruimte voor andere geesten, die met hun tengels proberen jou in handen te krijgen. Die aan komen sluipen en kruipen en hun weg zoeken naar jouw ziel en die omsingelen, omvatten en bezetten. Die de macht grijpen over jou. Langzaam, maar zeker.

David wordt ingevlogen om de lier te spelen op de momenten dat Saul lijdt onder zijn boze geest. De muziek verzacht zijn leed. David maakt van nabij mee hoe het is om heilige-geestloos door het leven te gaan. Om zonder de steun van God koning te zijn. Het is te zwaar voor een mens.

Op 30 april krijgt ons land een nieuwe koning. Laten we hopen dat hij gedragen wordt door Gods geest!

Zuur (2)

Bij Johannes 19:28-30 en Matteüs 25:31-40

Naar aanleiding van mijn column over de zure wijn die Jezus vlak voor zijn dood te drinken kreeg (Zuur (1)), ontving ik een vraag van een lezer. Wat deed dat vat met zure wijn daar eigenlijk naast dat kruis? Intrigerende vraag! En het antwoord geeft een heel nieuw perspectief op de rol van de soldaten in deze scène. Wat dééd dat vat daar eigenlijk?

Ik moet er niet aan denken, maar zure wijn, zo vertelt mijn woordenboek bij het Nieuwe Testament, lest de dorst beter dan water. En het is goedkoper dan gewone wijn. ‘Geliefd bij de eenvoudige mens’, zo voegt het woordenboek eraan toe. En in die categorie valt de soldaat.

Soldatendrank, dus. Blijkbaar hadden zij standaard een vaatje in de buurt van het kruis. Voor als ze dorst kregen. Valt ook helemaal niet mee, hun werk! Ze moeten wachten tot de gekruisigden het loodje legden. Je weet nooit hoe lang die het volhouden. Bovendien was Golgota nou niet bepaald een beboste heuvel. Nee, in de brandende zon stonden ze. Dan is een vat zure wijn een uitkomst.

‘Ik heb dorst’, klinkt het vanaf het kruis. De soldaten nemen een spons, volgezogen met hun zure wijn. Die gaat op een tak. Ze steken hem omhoog en Jezus drinkt ervan. Ze geven hem van hun eigen wijn. Ze zorgen voor hem in zijn laatste uur.

Ik moet een hele draai maken in mijn hoofd. Eerder zag ik de Romeinse soldaten als nare mannetjes, die erop uit waren om Jezus zo professioneel mogelijk te vernederen. En nu lijken ze voor hem te zorgen! Tja. Waarom niet, eigenlijk?

Het wordt nog spannender. Om deze draai helemaal áf te maken, citeer ik uit Matteüs 25. ‘Wanneer de Mensenzoon komt, zal hij de mensen van elkaar scheiden. Dan zal hij tegen hen aan zijn rechterzijde zeggen: ‘Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk. Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken.’’

‘Ik had dorst en jullie gaven mij te drinken.’ Die soldaten zijn niet alleen geen nare mannetjes. Ze staan bij de rechtvaardigen aan de rechterzijde van de Mensenzoon! Hm, toch nog maar eens even op kauwen. Maar hier blijkt maar weer: de bijbelverhalen kun je op heel verschillende manieren lezen! Heerlijk!

Zuur (1)

Bij Johannes 19:28-30 en Psalm 69

Bijna had ik met een mond vol tanden gestaan. Ik had verzonnen dat ik het publiek in het dagprogramma ‘De Bijbel in geuren en kleuren’ vier smaken zou laten proeven. Zout, honing, pure chocolade en citroen. Tegelijkertijd zou ik over deze vier smaken in de bijbel vertellen. Zout, zoet, bitter en zuur. Daar moest ik nog wel even teksten voor schrijven. De eerste drie smaken vormden geen enkel probleem. Inspiratie genoeg in de Schrift. Maar toen ik in de bijbelzoekmachine zocht naar ‘zuur’, moest ik even slikken. Meer dan twintig teksten over zuurdesem. Dat wel. Maar de smaak zuur zelf!? Niets. Citroen dan? Nee. Bijna sloeg de wanhoop toe. Tot ik bedacht dat ik nog op ‘zure’ kon zoeken. En dat was mijn redding.

Vier keer komt het voor in de bijbel. In de evangeliën. Matteüs, Marcus, Lukas en Johannes verhalen elk over het leven van Jezus, ieder vanuit zijn eigen perspectief. Dat er verschillen zijn, is onvermijdelijk. Maar dat ‘zure’ komt op nagenoeg hetzelfde moment in hun boeken voor.

Het is de laatste dag van Jezus’ leven. Hij is geslagen, bespot, beschimpt en vernederd. Om zijn kleren is gedobbeld, hij kreeg een doornenkroon op zijn hoofd. Daar hangt hij, aan het kruis. Het wachten is op de dood. En dan schrijft Johannes: ‘Om de Schrift geheel in vervulling te laten gaan zei Jezus: ‘Ik heb dorst.’ Er stond daar een vat zure wijn; ze staken er een majoraantak met een spons in en brachten die naar zijn mond.’

Psalm 69 spreekt van een gelijksoortige behandeling. ‘Mijn belagers mengden gif door mijn eten en lesten mijn dorst met azijn.’ De psalmist weet van diepe vernedering. Maar hij rekent op God. ‘Ik ben verzwakt, ik ben verwond, maar uw hulp, o God, zal mij beschermen.’

We weten hoe het met Jezus afliep. ‘Nadat hij ervan gedronken had zei Jezus: ‘Het is volbracht.’ Hij boog zijn hoofd en gaf de geest.’ Een bittere dood.

Gelukkig vertelt Johannes ook dat dit het einde niet is. Dat de vrouwen, die op de derde dag naar zijn graf gaan, ontdekken dat hij is opgewekt. God heeft hem door de dood heen gehaald. Na de zure wijn en de bittere dood van Goede Vrijdag, vieren we zondag de zoete opstanding.
Goede Paasdagen!

Zout

Bij Matteüs 5:13 en Marcus 9:50

‘Jullie zijn het zout der aarde’, laat Matteüs Jezus tot zijn leerlingen zeggen. Het zijn bekende woorden, maar ik heb er altijd moeite mee gehad. Ik snap wel, dat zout het eten smaak geeft. Dat het – grote stappen, snel thuis – het leven smaak geeft. Maar ik hield altijd het gevoel dat er iets miste in deze uitleg.

Totdat ik ‘De Bijbel in geuren en kleuren’ voorbereidde – het dagprogramma dat ik maakte in opdracht van vrouwenbeweging Passage. Op deze dag worden de zintuigen gebruikt om bijbelverhalen te beleven. Als laatste onderdeel van het programma komt het proeven aan de orde. De vrouwen in de zaal krijgen een schoteltje met een beetje zout, een stukje bittere chocolade, een schijfje citroen en een druppel honing. En terwijl ze die smaken proeven, vertel ik over de functie en de rol van die smaak in de bijbel.

Tja. Toen verdiepte ik me in de kwestie en ik vond de ontbrekende schakel. In Leviticus, dat weerbarstige boek boordevol regels, staat namelijk dit: ‘Aan elk graanoffer moet zout worden toegevoegd: het zout, als teken voor het verbond met jullie God, mag bij het graanoffer niet ontbreken.’ (Lev. 2:13)

Zout is dus blijkbaar meer dan een smaakmaker. Het is een teken, een symbool. Voor het verbond van God met Israël. Voor het verbond van God met mensen.

En dan klinken die woorden van Jezus ineens heel anders! ‘Jullie zijn het zout der aarde’ wordt dan: ‘Jullie zijn op deze aarde teken van het verbond van God met de mens.’ En Marcus laat Jezus ook nog zeggen: ‘Zorg dat je het zout in jezelf niet verliest.’

Het zout in mezelf verliezen!? Ik kijk wel uit! Ik mag tekendrager zijn van de relatie die God met zijn schepping heeft. Daar ben ik meer dan zuinig op. Dat koester ik en dat geef ik ruimte om te groeien. Want de relatie die ik met God heb, die geeft pas echt smaak aan mijn leven.