Parelduiken in de bijbel

Reserveolie

Bij Matteüs 25:1-13

Discipline, doorzettingsvermogen, uithoudingsvermogen, een lange adem. Woorden die horen bij topsport. Maar ook bij de geestelijke weg.

Vaak begin je aan iets nieuws met tintelende verwachting, blakend van energie. Je stroomt over van enthousiasme. Het is lente in je hoofd, in je lijf. Er gaat iets prachtigs groeien in jou, in je leven. Je ziet de knoppen op barsten staan en je kunt eenvoudig verder kijken: ze zullen opengeduwd worden van binnenuit, er komt bloesem uit, dat prachtig bloeit, bladgroen, dat schaduw geeft in de warme zomer … Je ziet het al helemaal voor je. En hup, daar ga je. Je springt er vol in – in dat nieuwe begin.

Tien meisjes zijn genodigd op een bruiloft. Ze mogen de bruidegom binnenhalen. Langs de weg wachten ze hem op. Hun olielampjes branden, zodat ze kunnen zien en gezien worden in het donker. Het duurt maar en het duurt maar. Het wachten valt hen lang en ze vallen in slaap. De vlammetjes van hun lampjes worden kleiner en kleiner. Dan worden ze wakker van geroep: ‘Daar komt de bruidegom!’ Haastig pakken de meisjes hun lampjes. O! Olie op. Vijf zijn zo verstandig geweest om reserveolie mee te nemen, vijf staan met lege handen en in het donker. Terwijl de laatsten haastig nieuwe olie gaan kopen, halen de andere meisjes de bruidegom binnen. De deur sluit achter hen, de andere meisjes komen te laat.

Iets nieuws beginnen is eenvoudig. Je laat je meevoeren op je enthousiasme. Maar iets volhouden – dat is andere koek. Het is wijs om, voordat je op weg gaat, te bedenken wat jouw reserveolie is. Hoe jij de discipline opbrengt om door te zetten. Wees erop voorbereid dat het wellicht allemaal wat langer duurt dan je verwacht. Het is niet altijd lente; na de zomer komen ook een herfst en een winter. Je geloofsleven gaat niet altijd over groene, grazige weiden, maar ook door dor land. Dan heb je reserveolie nodig. Een lange adem.

Kies één ding, waarvan je inschat dat je het kunt volhouden, ook als het beginnersenthousiasme geweken is. Meditatie, bijbel lezen, gebed … Spreek af met jezelf wat je doet, waar, wanneer, hoe vaak en voor hoe lang. En doe het vervolgens ook. Houd vol. Veranker het in je dagelijks leven – een vast moment, een vaste plek. Zo kom je gemakkelijker de winter door.

We zijn met velen

Bij Marcus 5:1-20

Er woont een man op de begraafplaats. Hij is door onreine geesten bezeten. Verward, gevaarlijk soms. Zelfs als ze hem met kettingen vastleggen, is er geen houden aan. Hij slaat de ketenen stuk en niemand is sterk genoeg om hem te bedwingen. Alsof dat nog niet ellendig genoeg is, slaat hij zichzelf voortdurend. Dan verschijnt Jezus ten tonele. Wat is je naam, vraagt hij aan deze man. ‘Legioen’, antwoordt hij, ‘want we zijn met velen.’ Jezus stuurt de onreine geesten van de man in een kudde zwijnen en de dieren storten zich in het meer. Exit onreine geesten.

Ik weet nog dat we het, lang geleden, op college over dit verhaal hadden. Nu zou zo iemand opgenomen zijn in een psychiatrisch ziekenhuis, zei de docent. Iemand met een meervoudig persoonlijkheidssyndroom of zoiets, voegde hij eraan toe. Dat vond ik toen een plausibele verklaring, maar nu denk ik: nee. Dit verhaal gaat niet over een psychiatrisch patiënt avant la lettre. Dit verhaal gaat over ons allemaal. Niet dat ik denk dat iedereen aan een psychiatrische aandoening lijdt, maar wel dat wij meer dan we willen weten worden bezeten.

Ik hoef tenminste niet eens zo diep naar binnen te kijken om te zien dat ik bezeten word. Mijn angst om uitgelachen te worden speelt mij vaak parten. Die voert dan de boventoon en laat mij dingen doen die ik eigenlijk niet wil of juist andersom: zorgt ervoor dat ik dingen laat die ik eigenlijk wilde doen. Mijn hoogmoed laat me nogal eens denken dat ik beter of op zijn minst echt anders ben dan anderen en dat ik daarom een speciale plek verdien. En zo zijn er nog vele, vele bezetters van mijn ziel, en vandaaruit van mijn spreken en handelen. Daar hoef je echt geen psychiatrisch patiënt voor te zijn. Ik ben ook een legioen van binnen.

Een zoon van God is een geheel, is één. Net zo één als God zelf. In een zoon van God is geen verdeeldheid, geen veelheid, geen dit of dat, geen geruzie tussen de verschillende stemmen die de boventoon willen voeren. In een zoon van God is alleen dat geheel-zijn. De man die zichzelf Legioen noemt krijgt toegang tot zijn eigen zoon van God zijn, tot de eenheid die diep in hem verscholen ligt, de volledige innerlijke rust. Hemel, wat verlang ik daarnaar.

Het beloofde land

Bij Genesis 12:1

‘Ga – uit je land, uit je familie, uit het huis van je vader naar het land dat ik je wijzen zal.’ Zo roept God Abram om op weg te gaan. Natuurlijk. Je kunt het begrijpen als: ga naar het land Kanaän. Het beloofde land. Een stuk grond ergens hier op aarde. Daarheen moet Abram op reis. Maar wijzen? ‘Het land dat ik je wijzen zal’? Dat staat er niet. God zegt: ‘Ga naar het land dat ik je zal laten zien.’

Het beloofde land is niet een stuk grond. Vlag erop, hek eromheen en klaar. Nee, het beloofde land is dat wat God ons wil laten zien. Waarvoor God ons de ogen wil openen. Ieder mens wordt gelijk Abram geroepen om op weg te gaan. Maar het gaat hier niet om een reis naar het buitenland, maar om de weg naar binnen. De mens wordt uitgenodigd om op weg te gaan, geleid, gelokt, geroepen door God om gaandeweg steeds meer te zien wie hij in Gods ogen is. Om gaandeweg steeds meer in zichzelf en in de ander te ontdekken wie de mens ten diepste is. Om in zichzelf God zelf te ontdekken. De oergrond waaruit alles is ontstaan, waaruit alles voortvloeit. Het leven zelf, dat zich een vorm zoekt in jou, in mij, in ieder schepsel en al het geschapene.

Ja, God roept je op weg naar een land dat hij je zal laten zien. Maar daarbij moet je je geen lap grond voorstellen. Veeleer de grond, de oergrond van je bestaan. God zelf, die zich geeft in jou. En zodra je dat leert zien, leer je dat ook in anderen herkennen. En leer je zien dat alles uit dezelfde oergrond voortkomt en zo, boven tijd en ruimte uit, met elkaar verbonden is. Langzaam maar zeker gaan je ogen open voor de eeuwigheid, de liefde, het leven, God – het beloofde land zelf, waarin alles met alles één is.

Ga!

Bij Genesis 12:1

‘Ga!’ Het eerste woord van God tegen Abram. ‘Ga – uit je land, uit je familie, uit het huis van je vader naar het land dat ik je zal laten zien.’ Een klein woordje is het, maar met grote gevolgen. Abram moet al wat hem vertrouwd is, al wat hem eigen is, verlaten om het land te kunnen gaan zien dat God hem wil laten zien. Een klein woordje, een grote stap.

Ga! Een eerste stap op de geestelijke weg: geroepen worden. Zonder die roeping, zonder die uitnodiging, zou een mens nooit op weg gaan. Want het is verre van comfortabel om weg te gaan, om te verlaten, om achter je te laten al wat vertrouwd en eigen is. Maar zonder dat kan het niet.

Maar niet alleen de eerste stap is een antwoord op Gods ‘Ga!’. Als je serieus werk maakt van je geestelijke ontwikkeling, moet je elke dag opnieuw antwoord geven op die oproep – en gaan. Elke dag opnieuw ervoor kiezen het vertrouwde achter je te laten en een stap te zetten richting dat land dat jij nog niet kent, maar dat God jou wil laten zien.

Meester Eckhart weet er ook van: ‘Wat je vertrouwd is, is in feite je vijand.’ Scherpe woorden, maar voor degene die de geestelijke weg wil gaan, zeer waar. Wat jij kent, wat jij koestert, wat eigen is aan je, dat zit je in de weg om ruimte te worden voor God, om je leeg te maken, open, ontvankelijk. Er zit zoveel in jou dat je blik vertroebelt. Als je daarvan geen afscheid neemt, zul je nooit de heldere blik verkrijgen die je nodig hebt om dat land te zien, om te gaan zien wat God jou wil laten zien. De geestelijke weg gaan is voortdurend afscheid nemen van het vertrouwde, van dat wat jou aan je oude leven bindt – en een stap nemen in de richting van je nieuwe leven, je wedergeboorte.

Opruimen, dus. Elke dag weer. Je blik naar binnen richten, onder ogen zien wat daar allemaal leeft en werkt. Onder ogen zien hoe dat jou stuurt en drijft. Wat het jou doet zeggen, wat het jou laat doen. Neem het in alle mildheid waar, hoe het jouw handelen, spreken en denken bepaalt, begrijp het – en het zal verdwijnen. Oplossen. Zijn greep op jou verliezen.

Elke dag weer is het werken om al dat vertrouwde, dat jou beperkt, onder ogen te zien en te laten gaan. Maar elke dag weer mag je je geroepen weten om die weg te gaan. ‘Ga, mens, verlaat al wat je vertrouwd is en je komt in het land dat ik je zal laten zien.’