Bij Matteüs 5:13 en Marcus 9:50
‘Jullie zijn het zout der aarde’, laat Matteüs Jezus tot zijn leerlingen zeggen. Het zijn bekende woorden, maar ik heb er altijd moeite mee gehad. Ik snap wel, dat zout het eten smaak geeft. Dat het – grote stappen, snel thuis – het leven smaak geeft. Maar ik hield altijd het gevoel dat er iets miste in deze uitleg.
Totdat ik ‘De Bijbel in geuren en kleuren’ voorbereidde – het dagprogramma dat ik maakte in opdracht van vrouwenbeweging Passage. Op deze dag worden de zintuigen gebruikt om bijbelverhalen te beleven. Als laatste onderdeel van het programma komt het proeven aan de orde. De vrouwen in de zaal krijgen een schoteltje met een beetje zout, een stukje bittere chocolade, een schijfje citroen en een druppel honing. En terwijl ze die smaken proeven, vertel ik over de functie en de rol van die smaak in de bijbel.
Tja. Toen verdiepte ik me in de kwestie en ik vond de ontbrekende schakel. In Leviticus, dat weerbarstige boek boordevol regels, staat namelijk dit: ‘Aan elk graanoffer moet zout worden toegevoegd: het zout, als teken voor het verbond met jullie God, mag bij het graanoffer niet ontbreken.’ (Lev. 2:13)
Zout is dus blijkbaar meer dan een smaakmaker. Het is een teken, een symbool. Voor het verbond van God met Israël. Voor het verbond van God met mensen.
En dan klinken die woorden van Jezus ineens heel anders! ‘Jullie zijn het zout der aarde’ wordt dan: ‘Jullie zijn op deze aarde teken van het verbond van God met de mens.’ En Marcus laat Jezus ook nog zeggen: ‘Zorg dat je het zout in jezelf niet verliest.’
Het zout in mezelf verliezen!? Ik kijk wel uit! Ik mag tekendrager zijn van de relatie die God met zijn schepping heeft. Daar ben ik meer dan zuinig op. Dat koester ik en dat geef ik ruimte om te groeien. Want de relatie die ik met God heb, die geeft pas echt smaak aan mijn leven.