Wie zonder zonde is

Bij Johannes 8:1-11

De Farizeeën en schriftgeleerden willen Jezus arresteren. Maar de dienaren die ze sturen, raken van hem onder de indruk en keren onverrichterzake terug. Tijd om hoogstpersoonlijk actie te ondernemen. Ze gaan naar Jezus toe en zetten een vrouw die op overspel betrapt is voor hem neer. Strikvraag: ‘Mozes draagt ons in de wet op zulke vrouwen te stenigen. Wat vindt u daarvan?’ Zegt Jezus: ‘Stenig haar’, dan volgt hij de wet van Mozes, maar krijgt hij het met de Romeinse overheersers aan de stok; die hadden dat verboden. Zegt hij: ‘Laat haar gaan’, dan overtreedt hij de wet van Mozes en brengen ze hem voor de Joodse Raad. Maar Jezus laat zich niet vangen. ‘Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen’, zegt hij. Er valt een stilte. De heren aanklagers druipen een voor een af.

Hoe zal dat gegaan zijn in die hoofden? ‘Wie zonder zonde is? Nou, ík heb nog nooit overspel gepleegd!’ Op dit niveau is het zeer overzichtelijk en eenvoudig. Zij is fout en ik ben goed. Maar Jezus daagt de aanklagers uit om uit te zoomen en het grotere plaatje te zien. Nee, misschien heb je nooit overspel gepleegd, maar kun je ook volhouden dat je nooit iets gebroken of verbroken hebt? Een relatie, een belofte, een gemoedstoestand, je eigen welzijn of dat van een ander?

Francis Spufford omschrijft in zijn boek Dit is geen verdediging! Waarom het christendom ondanks alles verrassend veel emotionele diepgang heeft de term ‘zonde’ zeer verhelderend: de menselijke neiging om dingen te verkloten. En dan bedoelt hij niet het perongelukke verkloten. Niet dwalen, struikelen, iets onopzettelijk verprutsen. Dát noemt Spufford ‘onze passieve rol als vertegenwoordigers van de chaos’. Nee, het gaat hem om onze actieve neiging om dingen stuk te maken en te verbreken.

Mijn eerste impuls is te denken dat het bij mij reuze meevalt. Maar dicht onder deze oppervlakkige waarneming liggen de breuken die ik op mijn geweten heb. Ik hoef echt niet ver naar binnen te kijken. Ik wil mijn gelijk nog wel eens halen en daarmee een ander in het nauw drijven. Ik vergelijk mijzelf met anderen en ongeacht wie daar als beste uit naar voren komt, richt ik daar schade mee aan. En vroeger kon ik ontroering en verrukking bij een ander maar slecht verdragen. Was iemand tevreden en blij? Ik was niet te beroerd om een cynische opmerking te maken over de toestand in Afrika om de ander uit zijn comfortabele toestand te halen. Oef, wat heb ik veel klein geluk kapot gemaakt.

Ook ik had vrij snel moeten afdruipen. Arme Farizeeën, arme schriftgeleerden. Ze kwamen om Jezus in de val te lokken om hem te kunnen aanklagen. Maar hij draait hun blikrichting in één enkele zin. Niet meer naar de vrouw, nee, naar zichzélf moeten ze kijken. En onderkennen dat zij evengoed lijden aan de menselijke neiging om dingen te verkloten.

Wil je meer blogberichten lezen? Ga naar Blog: Parelduiken in de bijbel