Bij Genesis 2:2
‘Ik stond stil en zag hoe mooi alles is.’ Woorden op een ansichtkaart in een rek met vele ansichtkaarten, maar deze treffen me. Het is mijn ervaring: soms voelen mijn dagen donkerig aan, gaat alles moeizaam. Meestal een teken dat ik gehaast ben of me onder druk voel staan. Pas als ik mezelf tot stilstand uitnodig (of soms dwing), ga ik langzamerhand weer licht zien en komt er iets van stroom op gang. O ja, de wereld is mooi en goed en schoon, herinner ik me dan, alleen liep ik erlangs.
Het is in een museumwinkel dat ik de kaart zie en deze gedachten in me opkomen. En meteen dringt zich de parallel op met wat ik het uur daarvóór heb gedaan. Ik ben langs vele kunstwerken geslenterd, maar heb ik ze ook werkelijk gezíen? Heb ik mezelf de gelegenheid gegeven om stil te staan en te zien hoe deze kunstwerken vorm geven aan het mooie, goede en schone? Misschien bij een enkel werk, verder ben ik een gemiddelde museumbezoeker: acht seconden per schilderij. En eerlijk gezegd lijkt me dat nog een positieve inschatting!
Weken later lees ik Kentering en keerpunt, een boek van Peter Idenburg. Daarin schrijft hij over de geboorte van een kunstwerk. Op een bepaald moment is het werk ‘af’, maar nog niet helemaal. ‘Het kunstwerk moet worden voltooid in de beleveniswereld van de toeschouwer. Het kunstwerk moet aan de toeschouwer iets in zijn of haar leven voltrekken. Degene die werkelijk ziet, voltooit het werk van de kunstenaar.’ De schilder bepaalt of voelt op een gegeven moment dat zijn werk klaar is; hij kan er zelf nu maar beter niets meer aan doen. Maar het werk is pas voltooid (en ik hoop maar dat ik de kunstenaars onder mijn lezers niet beledig) als het gezien wordt. Écht gezien. Als de kijker geraakt wordt; als er innerlijk iets in beweging gezet wordt. Als de ziel van de kijker contact kan maken met de ziel van het werk of van de maker. Als de kijker zijn eigen leven herkent in het werk. Als hij de schoonheid, goedheid en waarheid kan zien, waarvan het werk een beeld, een vorm is. Om deze voltooiing te laten plaatsvinden, heb je meer nodig dan acht seconden. Je hebt eigenlijk nodig dat de tijd kan wegvallen. Ruimte. Rust. Ontvankelijkheid. Pas als dat er is, kan de voltooiing zich eventueel voltrekken.
Voltooien. Het doet me denken aan het eerste scheppingsverhaal in Genesis. In zes dagen schept God hemel en aarde en al wat daarop is. En dan: ‘God voltooit op de zevende dag zijn werk dat hij heeft gedaan; hij houdt sabbat op de zevende dag van al zijn werk dat hij heeft gedaan.’ Gekscherend gezegd: de schepping is met zes dagen wel af. Klaar. Maar nog niet voltooid! Pas als God er eens goed voor gaat zitten en kijkt en waarneemt en voelt wat hij nou eigenlijk ’gemaakt’ heeft, pas dan vindt de voltooiing plaats. En daarvoor ruimt hij een zevende van de tijd in!
Het is natuurlijk van de zotte om het zo te berekenen. Daar gaat het verhaal ook niet om. Dit gaat over dingen die zich niet láten vangen in cijfers en getallen en woorden en tijd. Dat voltooien gebeurt alleen, voltrekt zich alleen als je dat alles achter je kunt laten. Als de tijd verdwijnt, als beperktheid van ruimte en plaats verdwijnt, als jij verdwijnt. Dan kan alles opnieuw verschijnen in het licht, in de gloed van God.
Om dat te laten gebeuren aan jou, in jou, met jou, door jou heen – daarvoor is rust nodig. Rust, ruimte, vrijheid. Eventuele haast en gejaagdheid: laat ze achter je wanneer je maar kunt. Pas als je stilstaat, of soms: als het leven dingen op je pad brengt die jou doen stilvallen – pas als je stilstaat, zie je hoe mooi alles is. En precies daarmee voltooi je, net als de Schepper zelf, de schepping.
‘Ik stond stil en zag hoe mooi alles is.’ Op de kaart in de museumwinkel staan die woorden, maar ook een plaatje. Een tekening van een haas. Ik hoop dat je er net zo hard om kunt lachen als ik; de kaart is écht voor mij gemaakt. Ze is meegegaan naar huis om mezelf er op een vrolijke manier aan te herinneren wat vaker bewust de gelegenheid op te zoeken de schepping te voltooien.