Bij Genesis 3:9-10
Na het gebeuren met de appel, je weet wel, wandelt God door de hof van Eden. Gewoonlijk loopt hij dan Adam en Eva tegen het lijf, maar vandaag niet. Hij roept Adam. ‘Mens, waar ben je?’ Eerder schreef ik over het Hebreeuwse woord Hineni – Hier ben ik. Het antwoord dat een mens geeft op de roepstem van God. Zo niet Adam. Die hoort God aankomen en verstopt zich!
Als het goed zit met een mens, als hij kan aanvaarden dat God hem roept, dat hij het waard is om geroepen te worden, dat hij zich kan voorstellen dat God inderdaad hém wil – als een mens in die situatie geroepen wordt, dan gaat hij of zij inwendig staan, stelt zich open en antwoordt: ‘Hier ben ik. Ik ben beschikbaar.’ Adam antwoordt Gods roepstem met heel andere woorden. Hij zegt niet eenvoudig: ‘Hier ben ik.’ Nee, hij gaat ratelen. ‘Ik hoorde uw stem in de tuin. Ik vreesde, want ik ben naakt. Ik verborg me.’
Allereerst voel ik, gek genoeg, jaloezie. Adam zegt, alsof het de normaalste zaak van de wereld is: ‘Ik hoorde uw stem.’ Hoe vaak hoor ik niet aan Gods stem voorbij? Omdat het zo druk is in mij met andere stemmen, met rumoer, herrie? Hoe vaak is het zo stil in mij dat ik Gods stem kan horen? En Adam zegt het achteloos! ‘Ik hoorde uw stem.’
Maar daarna welt er compassie op. ‘Ik vreesde, want ik ben naakt.’ Adam schaamt zich. Hij schaamt zich voor wie hij is, of althans: voor wie hij denkt dat hij is, voor hoe hij zichzelf waarneemt. Hij ziet zichzelf als nietig schepsel en God als vreeswekkende Schepper. Maar God is alleen vreeswekkend als jij jezelf inderdaad zó ervaart: als nietig schepsel, dat in al zijn menselijkheid voortdurend de plank misslaat en de dingen onhandig aanpakt. Zijn doel voorbij schiet. En dat ís ook een kant aan jou. Maar God kijkt verder dan die schepselmatige buitenkant. Hij kijkt naar binnen en ziet, helemaal diep verscholen in jou, verborgen voor het menselijke oog, maar zichtbaar voor God, zichzelf. Jij bent beeld en gelijkenis.
Adam heeft zich teruggetrokken. ‘Ik verborg me.’ Hij was het liefst maar onbereikbaar voor die God, voor wie hij zich schaamt. Hij ziet zichzelf liever niet door Gods ogen. Het Hebreeuwse woord voor ‘verbergen’ heeft wortels in nog oudere talen. Wortels in het woord voor duisternis. Adam hult zich in duisternis. Hij durft niet aan het licht te komen. Maar mens, God roept JOU! Treed naar voren, het licht in, en zeg: ‘Hier ben ik.’