Terug naar huis

Bij Lukas 15:11-32

Een jongeman wordt aangetrokken door het avontuur. Door verre oorden, onbekende havens. Hij vraagt aan zijn vader alvast zijn deel van de erfenis. Met dat geld vertrekt hij naar het buitenland. Daar leeft hij erop los en geeft alles uit wat hij bezit. Dan wordt het land getroffen door hongersnood en begint hij gebrek te lijden. Hij kan als varkenshoeder aan de slag, maar de honger blijft hem kwellen. Hij keert op zijn schreden terug. Terug naar het huis van zijn vader om zichzelf daar als dagloner aan te bieden. Daar gaat hij. Waar hij fier rechtop vertrok, met geld in zijn zak, goede kleding, schoenen aan zijn voeten en zijn blik gericht op de toekomst, keert hij berooid terug. Platzak en hongerig, zijn kleding gerafeld en gescheurd, op blote voeten. Zijn blik naar beneden.

Het is de ziel. De ziel van de mens die op reis gaat, die het buiten zichzelf zoekt. Het is de ziel die al zijn bezit meeneemt, meetorst, zich erdoor verzekerd voelt, zich veilig waant. Het is de ziel die gekleed is in mooie en fijne kleding, waarin hij gezien kan worden; waarin hij zich kan tonen aan de buitenwereld en waardoor hij zich beschermd voelt. Daar, in het buitenland, moet hij alles afstaan waar hij zich eerder aan vastklampte, waarmee hij zich eerder beschermde. Afschermde. Zijn omhulling – het scheurt, vergaat, de gaten vallen erin. De veiligheid van bezit – het verdwijnt langzaam maar zeker en blijkt geen grond om op te staan. Dat alles – je raakt het kwijt daar, in dat buitenland. Wat doe je daar nog? Nu je niets meer hebt en niets meer voorstelt – je kunt net zo goed terug naar huis. Terug naar daar, waar je vandaan komt. Terug naar daar, waarvandaan je ooit vertrokken bent.

En zo keer je terug, terug naar de Bron. Naakt en kwetsbaar. De blik op de grond gericht. Ik stel niets voor. Ik ben niets, ik heb niets, ik sta met lege handen. Alleen maar ziel ben ik – verder niets. Zoals ik ben kom ik nabij. En zo, zo word je ontvangen in de Bron, hier ten tonele gevoerd als vader. Een vader, die jou al van verre herkent, terwijl je er zo anders uitziet dan toen je vertrok. Een vader, die jou ten diepste kent, dieper dan je jezelf ooit kent. Die jou herkent zonder je omhulling, zonder je kleding. Die jou niet anders kent dan naakt en kwetsbaar. Die weet heeft van de buitenkant die we dragen, maar die we niet zijn.

Wil je meer blogberichten lezen? Ga naar Blog: Parelduiken in de bijbel