Terneergeslagen

Bij Matteüs 19:16-22

Een jonge man komt bij Jezus en vraagt hem wat hij moet doen om het eeuwige leven te verwerven. Jezus vertelt het hem: de geboden naleven. ‘Doe ik al’, antwoordt hij. ‘Wat kan ik nog meer doen?’ En dan komt dat wat hij niet horen wil. ‘Verkoop al wat je hebt en geef de opbrengst aan de armen. Kom dan terug en volg mij.’ De jongeman gaat terneergeslagen weg; hij had namelijk veel bezittingen.

Zouden zijn schouders nou werkelijk gaan hangen omdat hij zijn bezittingen moet verkopen? Is hij verdrietig omdat hij afscheid moet nemen van wat hij heeft? Of staan die bezittingen voor méér dan alleen die dingen? Dat laatste lijkt me het geval. Die bezittingen stellen de jonge man in staat om een vroom leven te leiden. Zijn dagen vullen zich met studie en gebed. Deze jongeman hoeft zijn handen niet uit zijn mouwen te steken om zijn kostje te verdienen en kan zich volledig wijden aan een leven met God en hem voortdurend liefhebben. Als hij zijn rijkdom wegdoet, komt er een einde aan die dagen van vroomheid en devotie. Dan komt er een einde aan zijn vermeende zekerheid het goede pad te bewandelen en het eeuwig leven te beërven.

De jonge man lijdt aan een nogal uiterlijke opvatting van waar het in geloof om gaat. Hij vereenzelvigt geloof met zijn dagelijkse levenswandel. Als het daarmee in orde is, als hij voldoende aandacht aan God schenkt en voldoende bidt en studeert en zich vooral maar aan de geboden houdt, dan komt het met zijn zielenheil wel goed. Zijn levensstijl is zijn levensverzekering. Zijn heil hangt ervan af.

De opdracht van Jezus om zijn bezit te verkopen en deze heilszekerheid op te geven, is een uitdaging om zijn geloof te verinnerlijken. Het gaat er niet om dat je God behaagt door hoe je leeft, door wat je doet en nalaat. God hoeft überhaupt niet behaagd te worden. Het enige dat Jezus van je wil, is dat je steeds beter gaat ontdekken wie je diep van binnen bent en dat je daarnaar gaat leven. En dat ontdek je niet alleen in je studeerkamer, maar juist ook in confrontatie met andere mensen, met de vuiligheid van de straat, met het lawaai van de markt. Het is allebei nodig: de studeerkamer én de straat – en dat vergeet deze jongeman. Hij leeft heel prettig in zijn comfortzone, maar nu wordt hij geroepen om ín deze wereld te gaan ontdekken dat je in God kunt zijn in de onrust van een gewoon dagelijks bestaan. Dat je God voortdurend kunt liefhebben, óók als je bezig bent je werk en je dagelijkse dingen te doen. Dat het er niet om gaat of jij keurig netjes je handen schoon kunt houden, maar dat je in alle ellende en verwarring en de moeilijke keuzes die je in je woelige bestaan moet maken, ín God kunt blijven en God in jou.

De jongeman wordt uitgenodigd een grote stap op zijn geestelijke weg te maken. Jezus verleidt hem steeds meer van binnenuit te gaan leven. Geloof vraagt niet om uiterlijke vormen, maar om een innerlijke houding.

Wil je meer blogberichten lezen? Ga naar Blog: Parelduiken in de bijbel