Opofferen

Bij Leviticus 22:27

Ik was te gast in een luchtig radioprogramma op de zondagochtend. Gevraagd naar wat spiritualiteit in mijn leven betekent, vertelde ik dat ik stap voor stap leer zien dat niet ík de kern van mijn leven ben, de as waarom mijn leven draait, maar God. Dat ik zogezegd mijzelf steeds meer uit handen geef. En wat een bevrijding dat geeft. De interviewer keek me enigszins glazig aan. ‘Dus je offert je op?’, vroeg hij. En dat is het precies níet.

Zijn reactie deed me denken aan de vraag die ik wel eens op lezingen krijg. ‘Moet ik mijzelf dan ontkennen? Mijn eigen verlangens en behoeften volledig opzijzetten?’ Ook niet. Echt niet.

‘Het jong van een rund, een schaap of een geit moet na zijn geboorte minstens zeven dagen bij zijn moeder blijven. Pas als het acht dagen of ouder is zal het als offergave voor de Heer worden aanvaard.’ Woorden uit Leviticus, het boek dat de offercultuur van Israël beschrijft. Zeven dagen, een volle week, een volle tijd. Pas na die volle tijd kan een dier bij zijn moeder weg, kan het op eigen benen staan. En pas dan is het geschikt als offerdier. Lees: pas wanneer een mens ‘bij zijn moeder weg kan’, op eigen benen kan staan – pas wanneer een mens zelf iemand is, is hij er klaar voor om zichzelf weg te schenken. Om zijn leven terug te schenken aan God, uit wiens hand hij het ontvangen heeft.

Er is een levensgroot verschil tussen opoffering en zelfgave. Opoffering vraagt je jezelf opzij te schuiven, af te zien van je eigen ontwikkeling, ten behoeve van iets of iemand anders. Opoffering gaat ervan uit dat waar ik ben, jij niet kunt zijn. Dat waar ik ruimte inneem, er minder ruimte is voor jou. Opoffering gaat uit van of-of. Van tweeheid.

Zelfgave is een noodzakelijke stap in een leven dat tot volledige ontwikkeling wil komen. Want het leven is bestemd om terug te keren in de Bron. Het ik is bestemd om op te gaan in een groter geheel, om zichzelf weg te geven, om thuis te komen in God. En God overstijgt de tweeheid, het denken in of-of, volkomen.

Een stevig ik is niet het einddoel van jouw leven, maar een stap op weg naar volledige ontplooiing. Pas in zelfgave komt het leven tot zijn bestemming. Maar nogmaals: wie geen stevig ik heeft, wie geen gelegenheid heeft gehad om zelf iemand te worden, heeft ook geen zelf om weg te schenken, om uit handen te geven. Die moet eerst zichzelf opbouwen.

Deze ontwikkeling is trouwens geen rechte weg. Je kunt er op het ene niveau aan toe zijn om jezelf terug te schenken in God en op een dieper niveau ontdekken dat je ergens behoefte aan hebt, dat je geheeld moet worden, dat er opbouwwerk gepleegd moet worden. De route heeft meer weg van een spiraal.

‘Mijn leven draait niet om mij.’ Het hangt er nogal vanaf waar je bent op je geestelijke weg of de woorden zullen raken aan iets diep in jou of niet. Maar als het voor jou het juiste moment is om ze te horen, dan zul je dit inzicht ervaren als een bevrijding.

Wil je meer blogberichten lezen? Ga naar Blog: Parelduiken in de bijbel