Bij Lukas 1:38
Dit jaar viel 5 december op een zondag en ik moest nog voorgaan ook. Op Sinterklaas! Het feest waarop je incognito anderen kunt verwennen. Het feest waarop je kunt ervaren hoe leuk het is om te geven. En dus had ik bedacht dat het moest gaan over de woorden uit Handelingen: ‘Het is zaliger te geven dan te ontvangen.’ Woorden die passen bij deze laatste maand van het jaar, waarin we, in onze cultuur, elkaar cadeautjes geven, waarin werkgevers hun werknemers een kerstpakket schenken en waarin de goedgeefsheid hoog is – en het aantal brieven en mails van goede doelen houdt daarmee gelijke tred.
Leuk, zo’n oneliner van Jezus, maar de woorden roepen wel enige weerstand op. Ze worden gemakkelijk gebruikt om iemand anders voor te schrijven wat hij of zij dient te doen of te laten – en daar rijst bij mij meteen de vraag naar de intentie waarmee ze gesproken worden. Speelt daar toevallig eigenbelang een rol? En trouwens, met hetzelfde recht beweer je op bijbelse gronden het tegendeel: het is zaliger te ontvangen dan te geven. Neem Maria als voorbeeld. De engel Gabriël vertelt haar dat ze zwanger zal worden en Gods kind zal baren, enfin, je kent het verhaal. En hoe reageert ze? Sputtert ze tegen, deinst ze terug, komt ze met tegenwerpingen? ‘Ja maar waarom ik? Ik ben slechts een nederige dienstmaagd, ik ben niet van adel en heb een kind niet veel te bieden, ik ben niet geschikt om het Christuskind te ontvangen.’ Niets van dat alles! Ze ontvangt eenvoudigweg. ‘Hier ben ik, mij geschiede naar uw woord.’
Ontvangen is moeilijk. Iets kleins als een complimentje is al lastig. ‘Leuk bloesje heb je aan!’ ‘O ja, dat was in de uitverkoop.’ Ontvangen is moeilijk. De grootste opdracht in een mensenleven is misschien wel te aanvaarden dat je aanvaard bent – zonder dat je daar ook maar iets voor gedaan hebt; zonder dat je weet waarom jij dat waard zou zijn. Wij betalen er liever voor, we stellen er liever iets tegenover. Dan komen we bij wijze van spreken bij God met onze trouwe kerkgang, onberispelijke levenswandel en dagelijkse gebeden. Kun je je voorstellen dat je zonder dat alles ook aanvaard bent? Kun je je voorstellen dat dat alles niets, maar dan ook niets in de weegschaal legt? Er ís überhaupt geen weegschaal!
God is overal en te allen tijde op gelijke wijze tegenwoordig, schrijft de middeleeuwse mysticus Meester Eckhart en ik citeer deze woorden bepaald niet voor het eerst. God geeft zichzelf overal en te allen tijde op gelijke wijze – en wij ervaren dat voor zover wij in staat zijn God te ontvangen! Als wij het idee hebben dat we God eerst iets moeten aanbieden en onze handen dus gevuld zijn met onze goede daden of wat dan ook, dan ontzeggen we onszelf de mogelijkheid om te ontvangen. We moeten leren om met lege handen te staan. Oefenen in ontvankelijkheid. En dat is gewoon een vaardigheid die je kunt trainen. Oefen je in ‘met lege handen staan’ als je naar iemand luistert. Reageer dan niet meteen met een oplossing of een troostend of bemoedigend woord, maar houd het samen met die ander uit in zijn of haar verwarring of duisternis. Oefen je in ‘ontvangen’ door de schoonheid van een herfstblad, een sneeuwvlok of een lieveheersbeestje in te drinken, alsof je ze voor het eerst of het laatst ziet. Kleine kinderen kunnen je daarbij helpen. Oefen je in ‘aannemen’ door op een compliment over je bloesje te reageren met: ‘Ja, mooi hè! Ik ben er zo blij mee!’, of: ‘Wat aardig dat je dat zegt, dank je wel!’
Maria staat met lege handen. Ze heeft niets aan te bieden, behalve haar lege schoot en haar ontvangvaardigheid. ‘Hier ben ik, mij geschiede naar uw woord.’