Bij Psalm 1:3
‘Al dat zitten op je meditatiebankje, al dat zelfonderzoek – het leidt tot niets. Ga liever iets dóen!’ Oei, wat ken ik deze stem goed. Een van de vele stemmen in mijzelf, die proberen mij in hun macht te houden. Deze is van mijn ego, mijn kleine ikje, dat zich groot maakt en me eronder probeert te houden. Het veroordeelt mijn zoektocht naar God, want stel je voor dat ik die vind – die ruimte, die vrijheid, dat leven. Dan doet dat ikje er niet meer toe. Het is bang. Bang om de macht uit handen te moeten geven. En daarom roept het: ‘Navelstaren! Dát is het!’
Dan lees ik Psalm 1. Gelukkig is de mens die de weg van God gaat. ‘Hij zal zijn als een boom, geplant aan stromend water.’ Een boom aan een beek. Vaak genoeg gezien. Stam, takken, loof. Helder, stromend water. Maar nu breekt het beeld open. Ik kijk dwars door de aarde heen en zie de wortels van de boom. Ze vertakken zich onder de grond zoals de takken in de lucht. Alsof ik de boom zie, weerspiegeld in het water. Uit elke hoofdwortel ontspruiten zijwortels, steeds dunner, steeds fijner, totdat het haarwortels zijn. Zij nemen het frisse water in zich op en voeren het omhoog, door het hele wortelstelsel heen, zodat het – voor het mensenoog zichtbaar – de boom tot in de bladpunten voedt. Deze boom, stevig geworteld in de grond, drinkt rechtstreeks uit de bron. Tuinman noch gieter komt eraan te pas.
En dan breekt het beeld nog verder open. De stam, de takken en de bladeren – dat ben ik. Mijn zichtbare, waarneembare buitenkant. De wortels onder de grond zijn de rafelige uiteinden van mijn geestelijke navelstreng. Gezocht en afgetast heeft die. Waar kan ik wortelen? Waar komen mijn levenssappen vandaan? Uit welke bron is het goed te drinken? De rafelige uiteinden van mijn geestelijke navelstreng – de wortels van die boom. In het verborgene groeien zij steeds breder, steeds dieper in God. Wortelen zij in de diepste grond van het menszijn. En zij drinken onbelemmerd uit de bron van levend water. Nemen het leven in zich op en brengen het naar boven, naar mijn zichtbare, waarneembare buitenkant.
Ja, navelstaren. Dat is precies wat ik doe op mijn meditatiebankje. En ik zie daar hoe mijn geestelijke navelstreng zich steeds meer en steeds dieper hecht en verankert in God.