Najaarsschoonmaak

Bij Jesaja 40:3

De laatste weken word ik gedreven door een milde opruimwoede. Ik werk de fotoboeken van de kinderen bij. Ik onderwerp de boekenkast aan een strenge selectie. Tussendoor blader ik stapels supermarktmagazines door, knip recepten die ik wil bewaren uit en gooi de tijdschriften bij het oud papier. En van oude opdrachten en interviews kunnen de verslagen en aantekeningen best weg. Heerlijk.

Heerlijk, ja. Maar het verbaast me ook. Wat is het ineens dat al het overbodige mijn werkkamer uit moet, het huis uit moet? Was er een kritische grens bereikt en reageer ik daarop? Aan de tijd van het jaar zal het niet liggen – opruimen is meer iets van het voorjaar.

Toch klopt het. ‘Baan voor de Heer een weg door de woestijn, effen in de wildernis een pad voor onze God’, schrijft Jesaja. Een tekst die in de tijd van advent, de tijd van verwachting zeer op zijn plek is. Ik zie het levendig voor me. Baan een weg, effen een pad – verwijder alle obstakels, zorg dat er de mogelijkheid is om intrede te doen, maak plaats voor de komst van het kerstkind. Maak ruimte, maak ruimte, maak ruimte. Dat is waartoe je hier opgeroepen wordt.

U begrijpt: God zal zich niet laten tegenhouden door een stapel AllerHandes. Maar wel door allerlei ouds, dat ik wil vasthouden, niet weg durf te doen of waar ik me aan gehecht heb. Uitspraken van anderen over mij, die aan me blijven kleven. De verwachtingen die ik van mezelf heb, de beelden van mezelf die ik moet waarmaken. Het voortdurende gevoel dat ik moet bewijzen dat ik de moeite waard ben. Wil ik dat het kerstkind intrede doet in mijn leven, zal ik er ruimte voor moeten maken. Wil ik dat God een serieuze rol speelt in mijn bestaan, dan zal ik tijd en aandacht moeten reserveren. Wil ik voor een tijd een plaats zijn van God, dan moet ik leeg worden van andere dingen.

Advent – tijd voor een inwendige najaarsschoonmaak!

Wil je meer blogberichten lezen? Ga naar Blog: Parelduiken in de bijbel