Bij Psalm 98:4
Mevrouw Corona heeft ook hier toegeslagen. Nee, ik ben niet ziek en mijn gezinsleden ook niet. Maar de maatregelen doen hun werk. Toen alles werd stilgelegd dacht ik aanvankelijk: ‘Mooi! Crisis is een kans – laat ik er gebruik van maken! Ik ga dit doen en dat beginnen. En o ja, zus en zo moeten ook gebeuren.’ Maar wat ik ook deed, dit en dat en zus en zo kwamen maar niet uit mijn handen. Sterker nog, de Parelduikers die normaalgesproken zomaar uit mijn toetsenbord voortvloeien, wilden ook niet meer komen. De laatste dagen zorgde dat voor een ellendige lethargie. Ik gaf mezelf maar Parelduik-vakantie; ik kan ze ook niet tevoorschijn toveren, tenslotte. Maar vrij voelde het niet.
Maar toen belde ik een van de oudere dames die het leven op mijn pad gebracht heeft. Ze vroeg liefdevol hoe het ging en ik beklaagde mijzelf vanwege mijn lamlendigheid. ‘Blijkbaar kan ik het niet uit mezelf halen’, zei ik. ‘Ik dacht ooit dat ik het prima zou doen als kluizenaar, maar dat valt nogal tegen. Ik heb toch iets nodig om op gang te komen – een kerkdienst die voorbereid moet worden of een lezing of zo. Helemaal niets dat van buitenaf op me afkomt … Het legt me compleet stil.’
Ik hoorde haar glimlach. ‘Wat ben ik blij dat je dat zegt’, zei ze. ‘Ik heb precies hetzelfde en ik vind het zó stom van mezelf! Het lucht me op dat ik niet de enige ben.’ Ze vertelde dat ze het samenzijn in de gemeente zo mist. ‘Ik heb blijkbaar de gang door de liturgie nodig, lijfelijk en samen. Zo naar zo’n schermpje staren waar een dienst op plaatsvindt, het is het niet hoor, voor mij. Weet je wat ik nu doe? Ik ga op zondagochtend een uur wandelen, net als elke morgen. En die wandelingen, de gewone dagelijkse wandelingen, die worden voor mij een soort kerkdienst. Ik leer op het ritme van mijn stappen Psalm 118 uit mijn hoofd. “Laat ieder ’s Heren goedheid prijzen, zijn liefde duurt in eeuwigheid”, weet je wel? En dan loop ik daar en zing ik in mijn hart en om mij heen barst de natuur uit zijn voegen en zingen de vogels dat het een lieve lust is en dat brengt me helemaal terug bij waar het om draait. De liefde die God is.’
‘O, een beetje zoals ik mijn rondje fiets en op de steiger zittend over het Veerse Meer uitstaar’, zeg ik. ‘Alleen leer ik niet tegelijk een psalm uit mijn hoofd. Maar als ik dan de vogels hoor zingen en krijsen, ieder naar zijn aard, en de vissen en kwallen zie zwemmen, ieder naar zijn aard, en krabben en allerlei schelpdieren over de bodem zie gaan, ieder naar zijn aard, en insecten zie langsvliegen of over het water lopen, ieder naar zijn aard – dan hoor ik in mijn hart “Laat heel de aard’ een loflied wezen”. Zoiets?’ Ik zie voor mijn geestesoog de dame aan de andere kant van de lijn knikken. ‘We voegen ons in het loflied dat allang gaande is in de hele schepping’, vat ze mijn woorden puntig samen.
‘Het leven, de schoonheid en de betekenis van de hele geschapen orde, van de pimpelmees tot de Melkweg verwijst naar het absolute leven en de schoonheid van zijn Schepper’, schrijft Evelyn Underhill in Het spirituele leven. En dat verwijzen naar God, daar doen al die schepseltjes niets bijzonders voor. Ze zingen of krijsen, zwemmen of dobberen, kruipen of schuifelen, zweven of rennen – ieder naar zijn eigen aard. Dat is het enige dat ze hoeven doen om te verwijzen naar de Bron van alle leven, de liefde waaruit alles voortkomt. De pimpelmees hoeft geen koolmees te zijn en de Melkweg geen heelal; ze zijn precies goed zoals ze zijn.
En dat geldt niet alleen voor pimpelmezen en de Melkweg, maar ook voor mij – en voor jou natuurlijk ook. Ook ik ben zo’n verwijzing. Daar hoef ik niets voor te doen, behalve dan mijn leven te leven. Ik hoef mezelf niet groter, beter of anders voor te doen dan ik ben. Mijn leven, precies zoals het is, is het loflied. En misschien is juist dát de levenslange geestelijke weg die de mens af te leggen heeft: aanvaarden dat je goed bent precies zoals je bent, of je nu zingt of krijst of je snavel houdt, zwemt of dobbert of stilligt, kruipt, schuifelt, zweeft, rent of stilstaat, óf, zoals in mijn geval: of je alles helemaal uit jezelf kunt halen of niet.