Met je talent woekeren

Bij Matteüs 25:14-30

In mijn werkzame leven is een duidelijke golfbeweging waarneembaar, bijvoorbeeld in het hospice, waar ik als geestelijk verzorger aan verbonden ben. Er zijn periodes dat de bewoners me goed weten te vinden; ze doen een beroep op me en waarderen het frisse perspectief dat ik hen bied. Maar er zijn ook periodes dat mijn inzet minder wordt gevraagd. Mensen weten niet zo goed wat ze met een geestelijk verzorger aan moeten of willen dat wat ze beleven en voelen liever weghouden voor zichzelf. Voor mij zijn dat moeilijke periodes. Gevoelens als waardeloosheid en nutteloosheid dienen zich al snel aan. Onrust die een oorsprong vindt in de gelijkenis van de talenten.

Een man gaat op reis en roept zijn drie dienaren bij zich. De ene geeft hij vijf talenten (in goed Nederlands: een hele hoop geld), de tweede twee en de derde één. De eerste twee handelen in afwezigheid van hun heer met het geld en vermeerderen de waarde van wat hen is toevertrouwd; de derde begraaft het talent. Als de heer terugkomt, prijst hij de beide handelaars. De derde dienaar krijgt een veeg uit de pan. ‘Die nutteloze dienaar, gooi hem eruit, in de buitenste duisternis, waar men jammert en knarsetandt.’

Nu geloof ik niet dat God ook maar íets te maken heeft met beloning en straf en een buitenste duisternis vind ik ook al moeilijk voorstelbaar, maar toch knaagt dit. Het is de bedoeling dat ik mijn talenten inzet en vermeerder, anders ben ik nutteloos. Maar wat nu als er geen beroep op me wordt gedaan?

Op de momenten dat ik er erg last van heb, breng ik me te binnen wat Evelyn Underhill in ‘Het spirituele leven’ schrijft. Ergens in dat boekje vergelijkt ze ons handelen met het spelen in een symfonieorkest. Ook daar, ik spreek uit ervaring, ben je niet altíjd aan het strijken, blazen of slaan. In iedere partij staan ook maten rust. Underhill vraagt haar lezers: ‘Als de muziek onverwacht je volledige stilte vereist, welk gevoel voert dan bij jou de boventoon? De vreugde over het mysterie en de schoonheid van Gods orkestratie of de belediging omdat je even niet spelen mag?’ Zo, die zit. Als er op mij even geen beroep wordt gedaan, voel ik me meteen nutteloos. Of ik me beledigd voel, dat geloof ik niet, maar duidelijk is dat ik de boel bekijk vanuit mijn eigen, zeer beperkte perspectief. Underhill nodigt me uit om mijn horizon te verbreden en mijn wens om me nuttig te voelen, te doen opgaan in het grote geheel van de Werkelijkheid.

Even ben ik stil. Inderdaad. Misschien kan ik het het beste maar zien als deel uitmaken van een symfonieorkest. Soms ben ik driftig aan het strijken, soms heb ik een paar maten rust en soms zelfs hele stukken. Ik kan dan nog steeds genieten van de muziek om me heen – al die collega-instrumentalisten die de sterren van de hemel spelen of in ieder geval plezier hebben in wat ze aan het doen zijn. En ik kan me er verder op toeleggen waakzaam te zijn. Waakzaam, ontvankelijk en verwachtingsvol, zonder dat ik die verwachting al helemaal heb ingevuld. Zodat ik klaarsta wanneer mijn inzet weer wordt gevraagd.

Wil je meer blogberichten lezen? Ga naar Blog: Parelduiken in de bijbel