Bij Johannes 19:25-26
In mijn werk als geestelijk verzorger in een hospice maak ik het helaas wel eens mee. Dat iemand alleen moet sterven. Niet omdat er geen naasten zijn, maar omdat zij, om welke reden dan ook, het niet kunnen aanzien. Het is ook veel gevraagd om op dat moment nabij te blijven. Kwetsbaar en weerloos als een pasgeborene ben je op je sterfbed. Die kwetsbaarheid wordt een ander soms te veel.
Het roept prangende vragen op. Wie kan mijn lijden aanzien? Wie heeft de innerlijke ruimte om bij mij te blijven in het grillige verloop van ziekte en sterven? Wie vlucht niet?
De leerlingen van Jezus konden het niet. Ze zijn uit beeld. Gevlucht, afgedropen – wie zal het zeggen. Aan de voet van het kruis staat nog maar een klein clubje. Drie Maria’s (Jezus’ moeder, haar zuster en Maria van Magdala) en één leerling. De leerling van wie Jezus houdt. En, naar ik aanneem, die hém liefheeft. Alleen zij kunnen de aanblik van de stervende Jezus verdragen. Nou, misschien kunnen ze dat ook niet. Maar weggaan en hem in de steek laten is onverdraaglijker.
Een van de redenen dat mensen vluchten voor het lijden van een ander, is dat ze hem hebben opgesloten in een beeld en het niet kunnen verdragen dat hij niet meer aan dat beeld voldoet. Dat de sterke vader niet sterk meer is. Dat de altijd zo stoere moeder nu als een zielig vogeltje in bed ligt. Dat de leider en leidsman op wie je je hoop had gesteld zich moet overgeven. Oog in oog met de dood vallen alle beelden van de mens af en blijft alleen over wie hij ten diepste is. En niet iedereen kan of wil dat zien.
Zuivere liefde wil een ander zien zoals hij is. Helemaal. De buitenkant, soms opgesmukt, soms doorschijnend. Maar daar staart ze zich niet blind op. Ze poogt ook de binnenkant te zien, de kwetsbaarheid, de eenzaamheid. Wat ze ook tegenkomt, ze bekijkt het met mildheid, met zachtheid. Daarom hoeven deze vier geliefden van Jezus niet te vluchten voor zijn lijden. Want lang voordat de weerloosheid zich aan de buitenkant aandiende, hadden zij die al diep van binnen gezien.