Kieren

Bij Genesis 1:1

Op bezoek bij een vriend die beeldend kunstenaar is. Of we willen zien waar hij op dit moment mee bezig is. Natuurlijk willen we dat en hij troont ons mee naar zijn atelier. Op de ezel staat een groot doek. Met potlood erop geschetst wat het worden gaat. Ik zie honderd verschillende vormen. Een paar van die vormen zijn al op kleur gebracht. Iets dat als onderste kleur roodbruin heeft, iets dat nu alleen nog donkergroen is. Een enkele vorm is al helemaal af – nou ja, in mijn ogen dan. Herkenbaar als watervogel, gedetailleerd weergegeven, elk veertje apart aangezet. Herkenbaar als plant met verschillende kleuren groen. Ongelooflijk, wat een geduld moet je daarvoor hebben.

Hij vertelt over hoe hij werkt. Hij laat zijn schriftje zien met kleine schetsen. ‘Daar schets ik in als ik een idee krijg. Ik heb altijd een schriftje bij me voor het geval dat. Op mijn nachtkastje ligt er ook een. Al die losse ideeën worden op de een of andere manier een geheel en dan zet ik het op een doek. Over de potloodschets gaat een basiskleur en dan ga ik invullen.’ Basiskleur? Ik knijp mijn ogen tot spleetjes. Verhip, het doek is inderdaad niet wit maar heel licht groengrijs. Ik vraag erop door. ‘Die basiskleur maakt het doek tot een geheel. Hoe licht hij ook is, hij schemert toch door alle lagen verf heen, en speelt dus een rol in, of liever ónder alle verschillende dieren en planten. En hoe dicht alles ook op elkaar staat, er is vaak, al is het minimaal, ruimte tussen de verschillende vormen. En doordat die kieren allemaal dezelfde kleur hebben, ademt het doek eenheid.’

Zijn woorden maken me in een fractie van een seconde bewust van mijn kijkervaring – niet alleen bij kunst, maar ook in mijn dagelijks leven. De duidelijke kleuren, de stevige kwaststreken, de strak omlijnde vormen zijn duidelijk zichtbaar voor mijn oog en trekken de aandacht naar zich toe. De vormen van de dieren en planten op dit doek overstemmen de sobere, subtiele grondlaag. De grondkleur wordt bij wijze van spreken overschreeuwd; is alleen direct waar te nemen voor mijn oog in de kieren tussen de vormen. Maar daar moet ik wel op gewezen worden, want anders ben ik het mij niet bewust.

Als ik nadenk over of innerlijk verwijl bij de betekenis van scheppen, van creativiteit, heb ik me altijd blindgestaard op de vormen. Op het concrete resultaat. Op de uitkomst van een proces. Op de tastbare, hoorbare, zichtbare uiting van iets dat ontstaat uit een niet zintuiglijk waarneembare bron. Een tekst, een beeld, een stuk muziek. Door wat deze bevriende kunstenaar zegt, worden mijn ogen ineens geopend voor de rol die de grond waaruit de kunst voortkomt, de bron zelf, speelt onder de vormen en in de tussenruimte. De eenheid die te ervaren is ín de veelheid – of liever misschien: erin en er tussendoor. Mijn ogen worden straks, als het doek af is, allereerst getrokken naar de vele verschillende vogels en planten die erop te zien zijn. Naar alle verschillende kleuren en vormen. Maar daaronder, weet ik nu, is die basiskleur. Die schemert door alle lagen verf heen, nauwelijks waarneembaar misschien voor mijn oog, maar toch. En tussen de verschillende vormen op het doek zit altijd een klein beetje ruimte. Een kiertje. En daar komt de basiskleur aan het licht.

Dit geldt natuurlijk niet alleen voor beeldende kunst, dit geldt voor alles wat geschapen is. Ook voor jou en mij. Door alle lagen van mijn bestaan heen schemert de grond waaruit ik voortkom. Tussen alle verschillende delen van mijn bestaan door, in de kieren, is de oerbron zelf te zien.

‘In het begin schiep God de hemel en de aarde.’ De schepping, de aarde, die ertoe bestemd is onze leefruimte te zijn. Land, water en lucht, alle drie gevuld met allerlei levende wezens. Vormen waardoorheen de oerbron van alles schemert. Vormen, waarvan de kieren ertussen zicht geven op of ervaring geven van de Ene bron.

Jij en ik, twee verschillende vormen. Vormen waardoorheen de oerbron van alles schemert. Vormen, waarvan de kieren ertussen zicht geven op of ervaring geven van de Ene bron.

De eenheid is te ervaren in de tussenruimte, in de kieren.

De woordloze stilte die te horen is in de pauzes tussen de woorden die wij spreken en horen.

De grondloze grond onder onze voeten die we voelen op de bodem van de afgrond waarin we gevallen zijn.

Het licht dat we zien wanneer het niet overstraald wordt door al het kunstlicht in ons bestaan.

Het tijdloze, dat te ervaren is aan de rand van onze tijdsbeleving.

De ademruimte die we vinden onder onze benauwdheid.

De heelheid die we vinden tussen de brokstukken van ons leven.

Het beeldloze waaruit alle vormen ontstaan, het woordloze waaruit geschreven woorden voortkomen, de stilte waaruit muziek geboren wordt.

De bron van alle bestaan is te ervaren voor wie door de verschillende vormen heen en er tussendoor durft te kijken.

Wil je meer blogberichten lezen? Ga naar Blog: Parelduiken in de bijbel