Bij Johannes 10:14 en 15
Heb jij wel eens een schok gehad? Van 220 volt, bedoel ik. Ik wel. We hebben het huis waarin we nog steeds wonen compleet van nieuwe bedrading voorzien en bij het installeren ging het één keer mis. Ik voel de golf die door me heen trok nog. Een beetje dom, maar ik heb er veel van geleerd. Náást dat je altijd de spanning eraf moet halen als je ergens aan de slag gaat, heb ik ook geleerd dat je ‘kennen’ en ‘kennen’ hebt. Je kunt een boek lezen over elektriciteit of naar je natuurkundeleraar luisteren en bij een overhoring laten zien dat je het snapt. Maar dan weet je vooral iets óver het onderwerp. Toen ik die schok kreeg, ervóer ik elektriciteit. En dat is een heel ander kennen. Het was letterlijk helemaal door me heen gegaan.
De bijbel speelt met dit werkwoord. In de verhalen is soms sprake van mensen die iets weten. Die iets begrijpen. Kennis die voortkomt uit studie. Op die manier kun je ook kennis vergaren op het gebied van God en geloof. We lezen boeken over God en godsdienst. We bestuderen de bijbel. Volgen colleges op de theologische faculteit. Luisteren naar ervaringsdeskundigen of experts. Gaan zo vaak mogelijk naar de kerk. Dan leer je dingen óver God. God en jij zijn twee en jij staat aan het roer van die relatie. Jíj bent degene die op zoek gaat naar God op het moment dat het jou uitkomt, op de plek die jou uitkomt, op de manier die jij bepaalt. De beweging is deze: jij reikt uit naar buiten, naar God als jouw onderwerp van onderzoek.
Maar er is ook een kennen dat meer lijkt op die schokkende ervaring die ik had. Op een moment dat ik er niet op was voorbereid drong de spanning bij mij naar binnen en trok ze door me heen. Ik werd er compleet door overvallen en overweldigd. Ik voelde me overspoeld. Het blies me van mijn sokken. Nu had ik op een heel andere manier kennisgemaakt met elektriciteit. Ik had er een ander soort weten over opgedaan. Niet omdat ík ervan wist als onderwerp van onderzoek en kennis, maar omdat het míj had weten te vinden en ik het had ervaren.
Jezus zegt in zijn woorden over de goede herder: ‘Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij.’ Dit kennen is niet: kennis hebben óver elkaar, zo van: a weet van b en b weet van a. Nee, dit is: deel hebben aan elkaar. Een gemeenschap vormen. Ja, zelfs: gemeenschap hebben. ‘En Adam bekende Eva’, schrijft de Statenvertaling. In modernere vertalingen valt de link weg, maar je ziet het: gemeenschap hebben en kennen – daar wordt hetzelfde werkwoord voor gebruikt. Zó intiem is dit kennen dus. Waar a ophoudt en b begint, dat is niet meer goed te onderscheiden. Minder van belang, ook. Dit is elkaar ‘kennen’, weet hebben van elkaar als: elkaar wederzijds doordringen.
Een prachtig beeld hiervoor is de viering van de Tafel. Communie, gemeenschap. ‘Ontvang wat je bent’, zei Augustinus als hij het brood aanreikte. Ontvang het Lichaam van Christus, dat je ook al bent, waaraan je al deel hebt. Je ontvangt brood en laat dat helemaal door je heen gaan. Je neemt het zó helemaal in je op, dat alle onderscheid tussen jou en het brood wegvalt. Het brood en jij doordringen elkaar wederzijds, worden deel van elkaar. En je geloofsovertuiging wordt ervaringskennis: het brood en jij zijn één, Christus en jij zijn één, God en jij zijn één.
Om tot die ervaring te komen, hoef je niet op weg te gaan, naar buiten. Het enige nodige is binnen aanwezig zijn en stilte kan je hierin op weg helpen. Ben ik hier en nu te vinden? Ben ik ontvankelijk?