Bij Marcus 10:46-52
Bartimeüs, een blinde man, zit te bedelen langs de weg. Hij hoort geroezemoes, opwinding – Jezus komt voorbij. Bartimeüs roept hem: ‘Ontferm u over mij!’ De omstanders manen hem te zwijgen, maar hij roept nog harder. Jezus hoort hem en laat hem door iemand roepen. Bartimeüs gaat naar Jezus toe, na een korte woordenwisseling kan hij weer zien en, zo eindigt het verhaal: Bartimeüs volgt hem op zijn weg.
Ik geef het nogal vereenvoudigd weer. Er valt erg veel over te vertellen, maar nu wil ik inzoomen op het begin en het einde. De beginsituatie is deze: Bartimeüs zit langs de weg. De slotzin vertelt: Bartimeüs volgt Jezus op zijn weg. Echt, mijn hart springt op als ik dit soort dingen ontdek. Wat een compositie! Díe beweging zit dus in het verhaal: van lángs de weg zitten naar Jezus volgen óp zijn weg. En dit verhaal gaat niet alleen over Bartimeüs, en ook niet alleen over de gemarginaliseerden in deze wereld, maar ook over jou en mij. Het is ons levensverhaal. Ergens zijn we stilgevallen en zitten we bij de pakken neer; dan worden we geroepen, staan we op en vinden we onze weg – pardon, volgen we Jezus op zijn weg.
Ik krijg altijd een beetje de kriebels van de woorden ‘Jezus volgen’. Dat klinkt me veel te braaf en benauwd in de oren. Als: er is maar één weg en dat is de juiste. Alsof Jezus inderdaad door de straten loopt en ons een voor een roept hem te volgen en ik me moet voegen in die inmiddels ellenlange stoet achter hem aan. Iedereen is het erover eens: dit is het juiste pad. Voor mij is dat voldoende om rechtsomkeert te maken. Met ‘van lángs de weg naar óp de weg’ heeft dit beeld van Jezus volgen niets te maken; dit is een uitgesleten pad bewandelen.
Misschien moet ik me ook geen beeld maken van de situatie. Misschien moet ik bij wijze van spreken mijn ogen sluiten en het verhaal beleven in geluid, net als de blinde Bartimeüs. Wat in dit verhaal trekt dan mijn aandacht? Het is meteen duidelijk: de stem van Jezus. Jezus is geen persoon die voor me uitloopt op de weg en die ik dien te volgen in de voetsporen van vele anderen, maar een stem die mij roept. Een roepstem, ja, maar eentje die spreekt zonder geluid. Een stille fluisterstem, die gemakkelijk overstemd wordt door andere geluiden. Een stem die ik eerder aanvoel dan hoor. Ik voel aan waartoe de stem me uitnodigt, waarheen hij me lokt of soms bijna duwt. En het is aan mij of ik antwoord geef en zo ja, welk. Ik mag op mijn eigen wijze, met mijn eigen stem, mijn eigen vaardigheden, mogelijkheden en onmogelijkheden antwoord geven op mijn roeping.
De weg achter Jezus aan is voor iedereen een andere. De stem spreekt in iedereen op persoonlijke wijze, op jou toegesneden, in taal die jij verstaat. En je mag zelf weten of je je laat roepen en zo ja, hoe je antwoord geeft. Dat mag op dit moment, op deze plek, op jóuw manier.