Bij Genesis 28:16
‘Volgens mij ben jij een echte mystica. Vind je dat zelf ook?’ Zo opent Annemiek Schrijver ons gesprek. (Bekijk het interview hier.) In krom Nederlands: ik zit nog niet eens op mijn à propos of ik raak er al meteen weer vanaf. Wat roept die vraag veel op! Mystica? Wat bedoel je daar precies mee? Ik wil helemaal niet in een hokje gestopt worden! Wat voor beeld wil je in vredesnaam van mij schetsen!? En wat is de onderliggende boodschap eigenlijk? Wil je soms met me pronken? ‘Kijk eens wat een interessante gast ík heb! Een heuse mystica!’ In mij is het direct een warboel aan stemmen.
In de auto op weg terug naar huis komt de openingsvraag weer boven. Ben ik een mystica? Ik zucht nog maar eens diep. En dan tovert mijn brein een pop-up tevoorschijn: ‘Ieder mens is een mysticus.’ De titel van een column van Wim Jansen (lees hem hier). Dát had ik moeten zeggen! ‘Natúúrlijk ben ik een mystica. Iederéén is een mysticus!’
De term mysticus is omgeven met – in ieder geval bij mij – allerlei beelden en verwachtingen. Een mysticus, dat heeft met geheimzinnigheid te maken. Met heftige ervaringen, extase, visioenen, verlichting. Met dingen zien die andere mensen niet zien. Met buitenissigheid, buiten de werkelijkheid staan. Maar in de loop der tijd heb ik de term anders leren verstaan. Mystiek is helemaal niet zo buitenissig en vaag als ik eerst dacht. Het is juist uitermate concreet; het vormt je hele leven op alle mogelijke fronten. Alleen zie je dat pas als je er bent.
Tja, extase en verlichting. Die komen inderdaad voor, maar mysticus zijn valt er niet mee samen. Mysticus ben je niet pas als je zo’n overweldigende en levensveranderende ervaring hebt gehad. De meeste ervaringen van het goddelijke zijn subtieler. Kleiner. Geen complete onderdompeling, maar dauwdruppeltjes. Geen trompetgeschal, maar nauwelijks waarneembare fluisteringen. Geen duidelijk voelbare hand die je een weg op duwt, maar een subtiele verandering van druk.
Mysticus is iedereen, omdat iedereen de aangeboren mogelijkheid heeft om dit soort dingen te ervaren. Ik zeg niet dat iedereen deze dingen dus erváárt, maar iedereen heeft de mogelijkheid om ze te ervaren. In Het spirituele leven omschrijft Evelyn Underhill het zo: ‘Zoals een vis erop aangelegd is om in het water te leven, zo zijn wij erop aangelegd om God te zoeken.’ Het is onze natuur, wij zijn ervoor toegerust en het ligt niet alleen binnen onze mogelijkheden, nee, het is onze bestemming.
De ervaringen waarover we het hier hebben zijn fijnzinniger dan de zintuiglijke ervaringen waar we zo aan gewend zijn. In ons dagelijks bestaan hebben we onze ogen, oren, neus, tong en huid nodig om ons te oriënteren in deze wereld. Om gevaar te zien aankomen. Om te ruiken of voedsel per ongeluk bedorven is. Om te voelen waar mijn lijf ophoudt en dat van een ander begint. Om, al iets subtieler, op basis van een stembuiging in te schatten hoe iemand de woorden die hij zegt bedoelt. Maar daaronder ligt nog een heel gebied aan ervaringen die je min of meer zintuiglijk zou kunnen noemen, maar die zich vooral afspelen in je binnenste. Die je dus waarneemt met je innerlijk oog, je innerlijk oor en al die andere innerlijke zintuigen. Ergens in mijn herinnering dwaalt die titel van die column rond – voor mij onderbewust. Maar opeens staan die woorden daar, duidelijk leesbaar voor mijn innerlijk oog. Ik sta met een dochter van een bewoners van het hospice te praten op het kantoor en ineens zie ik voor mijn geestesoog de tekst van een Loesje-kaart die daar lang op het prikbord gehangen heeft. Ik zeg die woorden hardop. Ze blijken precies wat ze nodig had. En dit zijn nog herinneringen, woorden of beelden die ooit van buitenaf binnengebracht zijn en op een passend moment bovenkomen. Maar hoe zit het met inspiratie, met originele ideeën, met oplossingen voor problemen? Met een grenzeloze liefde, een oeverloze compassie voor alles en iedereen – een compassie die zo groot is dat hij gewoon pijn doet? Die wellen ook zomaar in een mens op. En dan ligt daaronder nog een heel gebied aan ervaringen die je zou kunnen omschrijven als dat de werkelijkheid openscheurt en een diepte laat zien die je daarvóór niet kende.
Meestal gebeuren dit soort dingen niet zomaar. Er gaat vaak iets aan vooraf. Genesis vertelt in de geschiedenissen van de aartsvaders ook over Jacob, die over allerlei grenzen gaat en zijn broer Esau zo razend maakt, dat hij hem wil ombrengen. Jacob vlucht. Hij betreedt onbekend land, onbekende toekomst. Zijn huis, zijn veilige plek – hij moet het allemaal achter zich laten. Zijn verleden – hij moet het loslaten. Hij betreedt nu een gebied van ‘niet meer en tevens nog niet’, een gebied van ‘niet weten’. Alles staat op losse schroeven. Dat grensgebied, dat niemandsland zal de meesten van ons bekend voorkomen. We bevinden ons er als zich een crisis aandient. Een crisis in je gezondheid, in je huwelijk, in je werk – je houdt ze niet tegen. Ze komen op je pad en je moet erdoorheen, zoals Jacob erdoorheen moet. En juist als er iets in jou breekt, kan er ook iets in je opengaan.
In dat grensgebied, dat niemandsland slaapt Jacob en in zijn droom ziet hij engelen een ladder op- en afgaan, ziet hij God bij zich staan en hoort hij God spreken. Als hij wakker wordt, zegt hij tegen zichzelf: ‘God is hier en ik besefte het niet.’ Nee, precies! Hij besefte het niet! Het is niet zo dat God zich ineens láát zien en horen, nee, dat doet hij altijd. Het punt is dat er iets in Jacob verandert waardoor hij de mogelijkheid om God te ervaren ineens kan benutten. Hij is innerlijk opengegaan.
God is overal en te allen tijd op gelijke wijze tegenwoordig, schrijft de middeleeuwse mysticus Meester Eckhart. God is altijd en overal te ervaren voor iedereen. Alleen: wij zijn het ons zo vaak niet bewust. Onze ogen zijn gesloten, we zijn verblind, ons zicht is vertroebeld. Doordat we denken te weten hoe God is en hem dus niet herkennen, zelfs al staat hij bij wijze van spreken voor onze neus. Doordat we gericht zijn op onze eigen plannen en verwachtingen. Doordat we denken dat God zich met trompetgeschal aankondigt en hem dus mislopen als hij zich subtieler doet ervaren.
God is overal en te allen tijde op gelijke wijze tegenwoordig en iedereen kan hem innerlijk zien, horen, ruiken, smaken, voelen of wat voor woorden daarvoor te vinden zijn. Dus Annemiek, ja, natúúrlijk ben ik een mystica. Iedereen is een mysticus. En nog bedankt voor je vraag!