Bij 1 Petrus 4:11
Ik schrijf wel vaak over de stilte en ik houd er ook erg van, maar eigenlijk ben ik er helemaal niet zo goed in. Ja, in mijn eentje in mijn eigen kamer kan ik prima stil zijn. Maar in gesprekken heb ik er maar moeite mee.
Nu zou je kunnen denken: een gesprek is er voor de ontmoeting van de ene mens met de andere en dat gaat via het gesproken woord. Dat is zeker zo, maar een stilte is soms heilzamer dan woorden. Dat is mijn eigen ervaring. En toch merk ik, bijvoorbeeld in mijn werk als geestelijk verzorger, dat ik het erg moeilijk vind om mijn mond te houden. Om niet te veel te zeggen. Om niet de stilte te vullen. Om niet die ander vóór te zijn in de eigen ontdekkingsreis. Het gaat er niet om dat ik de ander de weg wijs, het gaat erom dat die ander zelf een stap zet. En daar is vaak een pauze voor nodig. Een moment om af te dalen in het eigen innerlijk om alles wat iemand is, mee te nemen in die stap. Als ik op zo’n moment ga praten, haal ik iemand uit dat proces en zit ik de ander eerder in de weg dan dat ik ondersteun.
Petrus schrijft in zijn eerste brief één enkele zin, die mij erg helpt. Hij schrijft: ‘Als je spreekt, dan woorden zoals van God.’ Ik ga ervan uit dat hij niet bedoelt dat je bijbeltekstciterend door het leven moet. Nee, deze zin werkt voor mij als een toetssteen. Een weegschaal om, vóórdat ik spreek, mijn woorden op te wegen. Klinkt in wat ik wil zeggen het Woord van God door? Is wat ik wil zeggen heilzaam zoals Gods Woord helend is? Brengt het verbinding tussen deze mens en … God, zichzelf, een ander? En als het antwoord ‘nee’ is, is zwijgen hier dan niet beter? Zo helpt Petrus mij om vaker de stilte te beoefenen als ik met anderen samen ben.