Bij Jesaja 28:16
Hier in huis ben ik degene die meestal achter het fornuis staat. Ik kook graag. Ik vind het fijn om met mijn handen bezig te zijn, zeker na een dag met intensief geestelijk werk. Ik vind het fijn om te snijden, te hakken, te schillen en te raspen. Ik vind het fijn om de warmte van het vuur of de oven te voelen. Om de geuren op te snuiven. Om langzaam maar zeker een paar rauwe en op zich niet zo héél interessante ingrediënten getransformeerd te zien worden in een smaakvolle, goed verteerbare en voedzame maaltijd. Ik vind het een eer dat ik voor mijn gezin mag zorgen. Nee, ‘eer’ is niet het goede woord. Het vervult me met dankbaarheid. Dankbaarheid dat deze drie mensen er zijn om voor te zorgen, dankbaarheid dat ik twee handen en de spierkracht heb om al die handelingen mee te verrichten, dankbaarheid dat er zoveel keus is in de supermarkt. Dat er dankbaarheid door me heen stroomt, vervult me dan ook nog eens met dankbaarheid. Een positieve spiraal, dus.
Nu ik er eens goed naar kijk, is het eigenlijk anders. De dankbaarheid welt in me op zonder aanleiding. Ze is er gewoon. Het is mijn beredenerende verstand dat een oorzaak of een aanleiding wil vinden voor de dankbaarheid en het gevoel dus vastplakt aan … een omstandigheid.
De langdurige lockdown laat me iets belangrijks zien. Vanwege kinderen met sport en muziek kook ik normaalgesproken drie avonden per week met enige haast. Maar nu er geen korfbaltrainingen zijn en ook geen repetities van het jeugdorkest, valt de noodzaak om op tijd te eten weg. We eten nog steeds tamelijk vroeg, maar nu maak ik de maaltijden zonder de bijkomende tijdsdruk. En nu dat al een paar weken zo is, voel ik wat de ‘normale’ gehaastheid met me doet.
Zodra er tijdsdruk is, wijkt de dankbaarheid. Hoe wijd mijn innerlijke ruimte ook is als ik met de voorbereidingen van de maaltijd begin, hij vernauwt zich stante pede zodra er tijdsdruk om de hoek komt kijken. Mocht er al dankbaarheid van binnenuit gevloeid hebben, dan stokt de stroom. Dan verricht ik dezelfde handelingen als altijd, maar met een compleet andere innerlijke houding. En echt, het geringste gevoel van haast is voldoende om deze ommekeer te bewerkstelligen.
Innerlijke ruimte – daar gaat het om. Een begrip dat ik al een tijd ken, maar dat ik steeds beter ga herkennen bij mezelf. Als mijn innerlijke ruimte open is, ruim en wijd, dan welt er van alles spontaan in me op: dankbaarheid, compassie, liefde, zachtheid. Ze komen op zonder dat ik erbij nadenk, zonder dat ik er iets voor hoef te doen, onafhankelijk van de omstandigheden. Deze gevoelens horen bij mijn natuur, bij mijn diepste wezen. (En bij jouw natuur en diepste wezen, even voor alle zekerheid.)
Als mijn innerlijke ruimte zich vernauwt, wordt het voor deze gevoelens ook heel moeilijk. Dan trekken ze zich terug en houden ze zich schuil en stil. Dan regeren druk, zorg en angst mijn handelen. En daar worden mijn daden, hoe eenvoudig ook, meestal niet beter van. Ze missen doel, ze schieten naast, ze vergroten de angst en zorg bij de ander, ze zetten de ander onder druk – kortom: een negatieve spiraal.
Dankzij de lockdown merk ik heel duidelijk dat tijdsdruk een factor is die invloed heeft op mijn innerlijke ruimte. Die brengt een bepaalde spanning met zich mee, die kramp en vernauwing veroorzaakt. Maar niet alleen tijdsdruk doet dat; want áchter de druk die ik voel als de klok in mijn nek hijgt, voel ik de druk die ik mijzelf opleg. Ik jaag mezelf op. Het eten moet op tijd klaar zijn, want de kinderen moeten elk dag al die gezonde voedingsstoffen binnenkrijgen, want anders ben ik een slechte moeder. Zoiets. En zo versterkt de druk die ik mezelf opleg het gevoel van druk dat er toch al was vanwege de strakke planning.
‘Wie gelooft, die haast niet.’ Een bijzinnetje in Jesaja (hier in de Statenvertaling), maar zo veelzeggend. Wie gelooft, wie vertrouwt, die haast niet. Wie vanuit vertrouwen handelt en leeft, die doet de dingen op het moment dat ze zich aandienen omdat ze zich op dat moment aandienen. En niet omdat ik het zélf zo leuk bedacht had dat het nu moest gebeuren of omdat ik anders niet voldoe aan het beeld dat ik van mezelf koester. Haast is een signaal. Blijkbaar doe ik niet in vertrouwen dat wat er op dat moment van me gevraagd wordt, maar ben ik gericht op mijn eigen plannetjes, mijn eigen schema en prioriteitenlijstje. Wie deze dag, dit uur, dit moment helemaal durft over te geven in Gods handen, die leeft en handelt vanuit de ontspanning van de eeuwigheid.
Wie haast heeft, vertraagt de dingen van God, zegt Sint Vincentius. Met mijn takenlijstje leg ik niet alleen druk op mezelf, maar loop ik God wellicht ook nog voor de voeten. Hebben de dingen van God dan nooit haast? Jawel, maar er is een verschil tussen laten we zeggen haast door tijdsdruk of door de druk die je jezelf oplegt en haast door puur innerlijke gedrevenheid. Het verschil is subtiel, maar wel te voelen. De laatste is een haast die je voelt terwijl je verder zorgeloos en vol vertrouwen helemaal in het hier en nu bent.
De pulserende beweging van de liefde die zijn weg zoekt door jouw leven heen, door jouw bestaan heen, door jouw lichaam heen – van diep van binnen tot via je hart, je mond en je handen naar buiten – die puls heeft geen weet van tijd, geen weet van oordelen over en verwachtingen van onszelf. Ze stroomt onophoudelijk. Tenzij wij druk ervaren of uitoefenen, op welke manier dan ook. Dan vernauwt zich onze innerlijke ruimte en stokt de stroom. Die goddelijke puls, je hoeft er niets voor te doen, je hoeft er alleen voor te láten. Je hoeft alleen maar níet te doen. Niet angstig vooruitzien, je geen zorgen maken, niet bang zijn voor je eigen oordeel over jezelf. Je hoeft alleen maar aanwezig te zijn in dit eeuwige Nu, zodat je open kunt staan om de liefde te ervaren en door je heen te laten stromen en die dingen te doen die zij op dat moment van je vraagt.