Bij Johannes 1:1
Lekker, een nieuw boek. Ik heb Liefde is licht besteld. Religieuze teksten van Simone Weil. De boekhandel heeft laten weten dat het binnen is en ik fiets er ronkend van genoegen naartoe. Nog voordat ik het pand weer verlaat, sla ik het boek op een willekeurige plek open en lees de woorden die ik daar aantref. ‘Gods Woord is stilte.’ Je zou bijna gaan geloven dat het leven tot op de vierkante centimeter geleid wordt.
‘Gods Woord is stilte.’ Heerlijke kost voor iemand die is opgegroeid in een traditie die zegt dat de bijbel Gods Woord is. Wat een ruimte, wat een vrijheid, wat een vrijmoedigheid! Op weg naar huis kauw en herkauw ik ze, deze woorden. ‘Gods Woord is stilte.’ Eigenlijk is dit ene citaat voldoende voor een hele Parelduiker en hoef ik er niets aan toe te voegen; de woorden hebben een diepgang die je ongetwijfeld aanvoelt. Maar iets in mij laat me er toch weer mensenwoorden aan wijden. Met terughoudendheid, dat wel. De woorden van Weil doen me direct denken aan een citaat dat toegeschreven wordt aan de middeleeuwse islamitische mysticus Rumi: ‘Gods taal is stilte; de rest is een povere vertaling.’ Dat maakt me bescheiden. Maar iets van de diepgang van de woorden van Weil wil ik wel proberen te peilen en in taal te vatten.
‘Gods Woord is stilte.’ Allereerst is daar het woord stilte. Wat betekent dat? Afwezigheid van geluid? Verblijven in een rustige omgeving? Omstandigheden die altijd hetzelfde blijven? Dat is stilte ook, maar ik laat het liever niet bij deze uiterlijke uitleg. Stilte heeft alles te maken met hoe jij op veranderende omstandigheden reageert. Wat die omstandigheden met jou doen. Welke innerlijke gesprekken de omstandigheden in jou op gang brengen. Als ik terugkijk op de afgelopen maanden, zie ik dat ik veel moeite heb met veranderingen. Eerst alle beperkende maatregelen en wat die voor gevolgen hebben voor mijn dagelijks leven en voor de hele maatschappij. En daarna de stapsgewijze versoepeling. En ik moet me daar telkens maar weer aan aanpassen. Het roept in mij een bepaalde heftigheid op. Koortsachtigheid. Ik kan wel doen alsof ik reuze flexibel ben, maar eigenlijk geeft het me elke keer weer innerlijke onrust. Pas als ik de onrust een beetje laat betijen en ik de wereld en mezelf weer kan bekijken vanuit een perspectief dat iets verder weg ligt dan mijzelf, ervaar ik weer iets van ruimte, rust, innerlijke vrede.
Stilte. Wie die ruimte dagelijks opzoekt door bijvoorbeeld meditatie, weet waarover ik het heb. Altijd aanwezig, altijd beschikbaar, altijd bereikbaar. Maar ik ben er zo vaak niet. Ik weet ervan, van die innerlijke stille ruimte. Maar ik kan er vaak niet bij. Of er niet vanuit leven. Stilte lijkt te maken hebben met afwezigheid van iets. Maar ten diepste is stilte aanwezigheid. Aanwezigheid van niet-iets.
Als er onrust heerst in mij, erváár ik de innerlijke stilte misschien als afwezig, maar die stilte is er gewoon – als dragende ondergrond onder mijn bestaan. Die is nooit afwezig; ík ben degene die niet dáár aanwezig is. Het gaat dus om mijn aanwezigheid bij een aanwezigheid die overal en te allen tijde op gelijke wijze tegenwoordig is. Ik voeg me in de stilte, in die ruimte in mij en om mij heen die er altijd is. Ik geef me eraan over, ik laat me erdoor raken, erdoor dragen, ik ga erin op. Ik hoor de stilte niet alleen, ik voel haar vooral en mijn innerlijk oog gaat ervoor open. En ik betreed haar.
Als ik thuis dat ene citaat nog een keer opzoek, zie ik dat Simone Weil in het tekst daaronder erop doorgaat. ‘Het geheime Liefdewoord van God kan niets anders zijn dan de stilte. Christus is de stilte van God.’ Gods Woord, de bijbel, Christus, de stilte, het spreken van God – het een vloeit nu in het ander over, het een wordt het ander, er is geen een en ander meer. Er is alleen die aanwezigheid, die alles doordrenkt, alles doordesemt, alles doortrilt.
En dan komt in me op het begin van het evangelie naar Johannes. ‘In den beginne was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God.’ Daar gebeurt hetzelfde. Het een en het ander zijn niet meer. Het onderscheid dat ik eerder meende te zien, valt weg. God sprak Licht en er was Licht. God sprak zijn Woord en zijn Woord kreeg vorm in Jezus Christus. De stilte die het Woord van God is, kreeg vorm in de stilte die Christus is. En die stilte, dat Woord, Licht, Christus – het is het liefdewoord van God aan de mens. Een stilte die mij streelt, mijn verlangen wekt en verleidt.