Bij Johannes 11:1-6 en 17-44
Twee zusters en een broer wonen samen in een huis in het dorp Betanië. Marta, Maria en Lazarus. Lazarus wordt ziek en er wordt een bericht naar Jezus gestuurd. Jezus maakt geen haast en als het bericht van zijn komst de zusters bereikt, is Lazarus al gestorven en ligt hij in zijn graf.
Marta loopt Jezus tegemoet. Ze ontmoet hem buiten het dorp en er vindt een gesprek plaats tussen die twee. Een gesprek dat verdieping op gang brengt bij Marta. Kijk maar. Marta komt drie keer aan het woord. De eerste twee keer begint ze haar zin met ‘Ik weet …’ Ze spreekt vanuit haar verstand. Jezus moedigt haar aan om een laagje dieper te zakken. En dat gebeurt ook. De derde en laatste inbreng van Marta in dit gesprek is een geloofsuitspraak. ‘Ja Heer,’ zegt ze, ‘ik geloof …’ Dit gesprek is voor Marta een uitnodiging om, nadat ze vanuit haar verstand gesproken heeft, haar geloof aan het woord te laten komen.
Op de een of andere manier vind ik het zeer betekenisvol dat deze ontmoeting buiten het dorp plaatsvindt. Het is alsof dat wil zeggen dat binnen de grenzen van het dorp er nooit zo’n verandering in Marta had kunnen zijn. Binnen de bebouwde kom zijn de zaken geregeld, vastgelegd, omlijnd, omheind. Binnen de bebouwde kom staat het ene object naast het andere. Er is minder ruimte voor speelsheid, voor beweging, voor verandering, verdieping. Een ontmoeting met Jezus heeft juist die letterlijk onbepaalde ruimte nodig. Vrijheid.
Jezus ontmoeten, God ontmoeten – je moet ervoor je huis uit, je woonplaats verlaten. Je moet ‘onbepaald’ gebied ingaan. Niemandsland. Leegte. Je moet een grens over. Een ruimte betreden die apart gehouden is. Een ruimte die heilig is.
Voor mij is die ruimte de innerlijke stilte. De stilte die diep in mezelf verborgen ligt. Ik moet afdalen op de weg naar binnen en de bewoonde wereld in mezelf achterlaten. Alles wat vaststaat en me beperkt. Alles wat mijn verstand beredeneert, afserveert, afdoet als onmogelijk of fantasie. Voorbij aan mijn verstand ligt de openheid, de ruimte, de vrijheid. Dáár wil ik zijn. Dat verstand helpt me vaak in het leven van alledag, maar nu wil ik het loslaten om de grens over te gaan en dat heilige niemandsland te betreden en, heel misschien, God te ontmoeten.