Bij Lukas 9:28-36
Hoe klein en nietig een mens ook is in vergelijking met de grootsheid van God – we hebben allemaal het wonderlijke vermogen meegekregen om God te ervaren. En al noem je het misschien anders, iedereen kent het gevoel opgenomen te worden in iets groters dat je overstijgt. Je gaat op in een verhaal of een film. Je wordt meegevoerd door muziek. Je kijkt op een heldere avond naar de sterrenhemel en beseft hoe groot het heelal is en hoe klein jij en dat het heelal en jij voortkomen uit, gedragen worden door en doortrokken worden van dezelfde Liefde. Het zijn alle ervaringen van opgaan in iets dat het ik overstijgt.
Deze ervaringen komen niet op bestelling, je kunt ze niet forceren. Ze overvallen je. Hooguit kun je ze voorbereiden – nee, meer: de weg vrijmaken. Immers, wie zich vastklampt aan zijn ik, werpt een blokkade op. Je moet je ik juist loslaten, of daar in ieder geval toe bereid zijn.
Het verhaal over de verheerlijking op de berg laat ons dat zien. Jezus trekt zich terug uit het dal, waar altijd mensen zijn, gedoe, reuring, onrust. Hij laat dat alles achter zich en beklimt de berg met lege handen. Alleen Petrus, Jacobus en Johannes gaan mee. Maar ook die moet hij achterlaten, zij het op een andere manier: ze vallen in slaap. Ze zijn tijdelijk afwezig.
Het is een prachtige metafoor voor meditatie en contemplatie. Het beklimmen van de berg is als het zoeken van de stilte, het je terugtrekken uit de wereld. Afdalen in jezelf. Je kunt niet anders dan met lege handen gaan. Je kunt niets meenemen. Je moet alles loslaten. Zelfs Petrus, Jacobus en Johannes moeten in slaap vallen, tijdelijk krachteloos worden, tijdelijk niet ‘werken’, om de ziel volledig te laten doorstralen door het licht Gods.
Petrus, Jacobus en Johannes – waarvoor staan ze eigenlijk? Je kunt daar verschillende dingen voor invullen. Maar wat ik nu zie: ze representeren delen van ons ik. De middeleeuwse mystici onderscheiden drie vermogens in de ziel: verstand, geheugen en wil. Alle denken, alle beelden, alle eigenwilligheid – ze zijn uiteindelijk een sta-in-de-weg als het gaat om de godservaring. Die speelt zich af aan de uiterste randen van je bewustzijn, waar woorden, beelden en verlangen geen rol meer spelen. Dat alles mag onbewust raken, in slaap vallen. Je kunt je er niet meer aan vastklampen, maar moet er een loslatende houding ten opzichte van aannemen. Ter geruststelling: dat hoef je niet op eigen kracht te doen, want de ervaring neemt je mee, leidt je. Een bereidwillige houding is voldoende.
Overigens gaat het natuurlijk niet om de godservaring op zich, maar om hoe die doorwerkt, gestalte krijgt in je leven. Je moet de berg verlaten en het dal weer in. Maar daarover vast een volgende keer meer.