Gij verruimt mijn hart

Bij Psalm 119:32

Mediteren doe ik nu al jaren, maar ik vind het nog steeds lastig. Er is vaak zoveel dat zich in mij afspeelt. Dat woelt en rondwaart en in de stilte opkomt om zich te laten zien. Gedachten, verlangens, fantasieën, angsten, toekomstbeelden, zorgen, pijn, verdriet. Te veel. Als ik geconcentreerd bezig ben met werk of huishouden, dan merk ik dat allemaal niet zo. Maar als ik ’s ochtends op mijn bankje zit, dan krijgt die innerlijke wereld de ruimte en laat zich volop merken. Ze benauwen me – de gedachten en gevoelens. Ik zie ineens hoeveel ruimte ze innemen in mijn binnenkant. Hoe ze me in de tang houden, grip op me hebben, me leiden.

En het moeilijkste om te aanvaarden is dat ik het vaak helemaal niet doorheb dat al die dingen me zo benauwen. Als ik in de stilte zit, laat ik alles opkomen. En voordat ik het weet, ben ik minuten verder en heb ik me laten meeslepen door van alles en nog wat. Als dat besef toeslaat, als ik daaruit wakker word, is er altijd een moment van oordeel. Oordeel over mezelf. ‘Heb ik me weer laten meeslepen. Het is de bedoeling dat ik er van een afstandje naar kijk en ik zit er weer midden in. Hoe lang doe ik dit nou al!? En ik kan het nog steeds niet.’ Je reinste zelf-afwijzing. En als ik dát doorkrijg, dat ik mezelf afwijs, geef ik mezelf daarover nog eens op mijn kop. ‘Je weet toch dat oordelen niet helpt!’ Dan wijs ik mezelf af omdat ik mezelf afwijs. Pfff … Hoe ingewikkeld kun je het jezelf maken.

En dan zijn de twintig minuten voorbij en ontwaakt er iets anders in mij. Waarom zat ik hier ook alweer? O ja, om alles, alles wat er in mij is onder ogen te zien, waar te nemen en te laten gaan. Op te laten lossen in die grote, onmetelijke ruimte die God is, die de Liefde is, die ik van binnen ben. En als vanzelf gebeurt dat dan. Ik word ruimte van binnen. Liefdevolle, aanvaardende, compassievolle ruimte. En alles, alles wat zich de afgelopen minuten heeft laten zien, zie ik ineens in die ruimte. En dan gebeurt het wonder: het lost als vanzelf op. Het tintelt weg, het wordt transparant, het wordt opgenomen in dat grote geheel waarin alles er mag zijn, waarin alles omvat wordt, omhelsd, door de Liefde zelf. Alles wat zich in mij afspeelt. Ook mijn zelf-afwijzing. En het feit dat ik mezelf afwijs omdat ik mezelf afwijs.

‘Ja, Gij verruimt mijn hart’, dicht de psalmist. Zo voelt het dan. Alsof mijn hart zich opent, groter wordt, en alles liefdevol omhelst en in zich opneemt wat mij benauwde. En ook de benauwdheid lost op. Ik ben alleen nog maar ruimte. En ik kan alles aanvaarden – zelfs het feit dat ik mezelf maar zo moeilijk aanvaard.

Wil je meer blogberichten lezen? Ga naar Blog: Parelduiken in de bijbel