Bij Matteüs 5:45
Ik moest met de trein en het stortregende. Nu woon ik heel dichtbij het station, dus zo erg vond ik het niet. Vlak voor de ingang werd ik ingehaald door een jongeman op een fiets. Ineengedoken zat hij over het stuur. Twee weekendtassen staken uit zijn fietstassen. Hij checkte net vóór me in en toen hij onder de overkapping was, schudde hij zich uit als een hond. De druppels vlogen in het rond. ‘Poehé!’, zei hij. Ik moest erom lachen. Plagerig zei ik: ‘Lekker hè, die nattigheid.’ Tot mijn grote verrassing zei hij: ‘Mevrouw, ik vind het héérlijk! Ik ben net vrijgelaten uit de gevangenis. Het is genieten om in de regen te fietsen!’ Mijn ontroering was verpletterend.
Dit gebeurde op het moment dat de vorige Parelduiker, over onverdienbare genade, verzonden werd. Nadat de ontroering enigszins was weggeëbd, begonnen mijn hersenen te draaien. Genade! Wij noemen iets een genadegave als God zijn gunstige gezindheid aan ons betoont. Als God iets goeds over ons uitstort. Maar nu – deze regen. Mijn kinderen baalden die ochtend, dat ze nat op school zouden aankomen. (Voordat je in de pen klimt: een regenpak is geen optie. Vinden zij.) Ik was ervan uitgegaan dat de jongeman de regen ook naar zou vinden, maar hij ervoer de regen juist als iets fijns. Of in ieder geval niet als iets naars. Het versterkte zijn gevoel van vrijheid. Maar als de een regen ervaart als vervelend en de ander als prettig – wat heeft God dan gegeven? Ellende of genade?
‘God laat zijn zon opgaan over slechte en goede mensen, en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.’ Regen of zon, het komt allemaal voort uit God. Nu geloof ik niet dat God daarboven in de hemel de wolken zit te besturen, dus laten we het nu maar even ruim verstaan als ‘wisselende omstandigheden in het menselijke bestaan’. Soms schijnt de zon in mijn leven en soms regent het. Soms is het licht in mijn leven en soms donker. Soms zijn de omstandigheden gunstig en soms niet. Drie dingen wil ik hierover schrijven.
Eén. O ja? Komen regen en zon, hoe je ze ook interpreteert, voort uit God? Geeft God die wisselende omstandigheden in mijn bestaan? Komen die ‘uit zijn hand’? Strooit hij dít uit over mij en dát over jou? Ik weet het niet!
Twee. Hoe ik mijn omstandigheden ervaar, dat zegt vooral iets over mij. Als ik in een goed humeur op de fiets zit, kan een regenbui mij niet deren. Maar als ik gedeprimeerd ben, kan ik zelfs van het mooiste weer van de wereld niet genieten. Of ik iets als genade ervaar of niet, het zegt vooral iets over mij. Niet over God. Of over wat hij geeft.
Drie. Wij begrijpen genade als gunstige gezindheid van God naar de mens. Kan God dan ook óngunstig zijn ten opzichte van de mens? Zo ervaren wij het misschien, als we ellende te verwerken krijgen, maar dat lijkt me al te menselijk gedacht. Wij maken onderscheid tussen prettig en onprettig, tussen goed en kwaad, tussen genade en ellende. Maar God? God is één! Hij kent geen goed en kwaad, geen regen en zonneschijn, geen genade en ellende. God kan alleen zichzelf geven. Er bestaat niets buiten God. Hij stort zichzelf uit in alles – in de zonnestralen én in de regen. In alles wat wij ontvangen, hoe wij het ook ervaren, is God.
Dit is moeilijk te begrijpen en eigenlijk niet uit te leggen. Het verstand, dat graag etiketjes plakt en alles indeelt in positief of negatief, kan hier niets mee. Maar het is mijn ervaring. Ook mijn leven kent periodes van verwarring, pijn, angst. Periodes waarin het regent, zeg maar. Ik ervaar dat nooit als prettig, dat schrijf ik er meteen even bij. Maar achteraf kan ik wel zien dat ik erdoor gegroeid ben, dat die periode vrucht draagt in mijn leven. Dat ik door deze pijn te doorleven dichter gekomen ben bij het geheim, het verborgene, God. Grootse liefde en groot lijden openen ons beide voor het verdiepen van de gemeenschap met God, schrijft de Franciscaan Richard Rohr. Ik ben dichter bij het geheim gekomen – is dat geen genade?
‘God is overal en te allen tijde op gelijke wijze tegenwoordig.’ Woorden van de middeleeuwse mysticus Meester Eckhart. Een heldere sterrennacht of een overtrekkende vlucht lepelaars – koester die momenten en oefen jezelf erin om daarin God te peilen. God peilen in de donkere perioden in je leven – ook dát ligt binnen onze menselijke mogelijkheden. Het vraagt wel wat van je: uithoudingsvermogen, het toelaten en verdragen van de pijn, het aanvaarden dat deze weg jóuw weg is. Ouderwets gezegd: het voegen van je wil naar God. Moderner gezegd: als het niet gaat zoals jij wilt, kun je er altijd nog voor kiezen te willen dat het gaat zoals het gaat.
Of de omstandigheden nou van God komen of niet – als je je ertegen verzet, lijd je. Als je in staat bent je omstandigheden te aanvaarden (als het je helpt: áls uit de hand van God), kunnen ze hun werk doen aan jou, in jou, in jouw leven. Wie tot die aanvaarding komt, ervaart innerlijke vrede. Misschien is dát wel de grootste genadegave die God te geven heeft. Dat we leren zien dat niet de omstandigheden zelf, maar onze houding ten opzichte van die omstandigheden onze ervaring van die omstandigheden bepaalt en dat we in alle wisselvalligheden in ons bestaan de keuze hebben om onze innerlijke vrede te bewaren.