Bij Jesaja 6:2
De jonge Jesaja krijgt een visioen. Hij ziet God zitten op een troon. Daarnaast twee engelen. Serafs, de hoogste in de engelenorde. Zes vleugels elk. Met twee bedekken ze hun ogen, met twee bedekken ze hun voeten en met twee vliegen ze.
Deze engelen komen voor in een boek van de middeleeuwse Spaanse mysticus Johannes van het Kruis. De menselijke ziel heeft drie vermogens, schrijft hij: verstand, wil en geheugen. Die helpen je niet op weg naar God. Je moet ze loslaten. Of, in zijn woorden: die drie vermogens moeten in duisternis verblijven.
De engelen bedekken hun voeten met twee vleugels. De voeten gaan waarheen de mens wil dat ze gaan. Maar wie zijn leven in het juiste perspectief gaat zien, die leert stap voor stap om zijn eigen wil los te laten ten gunste van de wil van God. Niet jíj leidt je leven, maar God leidt jou. Welke weg bewandel ik in mijn leven? De weg die ik aantrekkelijk vind, die mij veel brengt – of de weg die God mij wil laten gaan?
De engelen vliegen met twee vleugels. Dáár zijn vleugels voor bedoeld, toch? Om te vliegen. Omhoog, op weg naar God. Maar daarvoor is nodig dat je je geheugen loslaat. Dat je niet je geheugen jouw weg laat bepalen. Want wie dat doet, laat zich vangen door zijn verleden, door zijn ervaringen, door beelden die je je gevormd hebt. En die beperken jou. Wie zich door zijn verleden laat leiden, laat zich letterlijk kooien. Laat je geheugen los, schrijft Johannes van het Kruis, en vlieg!
De engelen bedekken hun ogen met twee vleugels. Ze hullen hun verstand in duisternis. Met je verstand kom je niet bij God. Wie zich naar God toe wil denken, die raakt de weg kwijt. Het denken, je ratio, je verstand helpt je niet. Het zet jou niet in de juiste verhouding tot God. ‘Laten de intellectuele hoogvliegers hun vleugels voor hun ogen slaan en God aanbidden!’, schrijft Evelyn Underhill in Het spirituele leven. Als je God begrijpt, dan maak je van God een concept, een idee. Laat het verstand zijn mond houden als je het over die onbevattelijke grootsheid hebt.
Zucht. Ik word er moedeloos van. Al dat losgelaat. Hé, Van het Kruis, wat helpt me dan wél op weg naar God? Niets, antwoordt Johannes. Helemaal niets. Nada, nada, nada.
Er is niets.
Er is alleen dit:
een nevel over de velden,
de geur van brood,
een vuile vaat die wacht,
een zwijgen uit liefde,
puur en zelfgevend.