Dunne stilte

Bij 1 Koningen 19:8-13 en Exodus 16:14-16

Het is een beroemde scène. De profeet Elia bevindt zich op de berg Horeb en is uitgenodigd door God om hem te ontmoeten. Een windvlaag gaat voorbij, maar daarin is God niet. Een aardbeving – maar daarin is God niet. Vuur – maar daarin is God niet. En dan: de stem van een dunne stilte. En in die stilte spreekt God tot Elia.

Het klinkt een beetje raar: een dunne stilte. Ik snap wel dat vertalers dit anders opschrijven. Maar ik vind het een prima vertaling.

Het woord dat er staat, dat ‘dun’, komt niet veel voor in de bijbel. Dat is mooi, want dat geeft veel vrijheid. Van veelgebruikte woorden staat de betekenis vast – voor zover dat ooit kan. Maar hier is ruimte om het nét even anders te doen.

Dit ‘dun’ komt ook voor in het boek Exodus. De Hebreeën zijn gevlucht uit Egypte en lopen hongerend door de woestijn. Dan staat het er tweemaal: in de ochtend ligt er een dunne laag, iets fijns op de woestijngrond. Manna. Voedsel uit de hemel. Voedsel dat maar één dag goed blijft, dat je niet kunt bewaren. Het is niet vast te houden, niet blijvend. Het vergaat. Maar het voedt het volk. Elke morgen ligt er weer een nieuwe laag manna klaar, zodat het volk ook deze dag door zal komen.

Bij Elia wordt de stilte dun, ja. Fijn. IJl. Etherisch. Teer. Teder. Kwetsbaar. Er is een subtiele verandering in kwaliteit te voelen. Zo is God aanwezig bij Elia. Niet blijvend, maar voorbijgaand. Niet houdbaar. Maar wel voedend.

God laat zich horen in een dunne stilte. Als je de stilte toelaat in je leven, haar opzoekt, word je er vanzelf gevoeliger voor. Voor subtiele veranderingen in de kwaliteit ervan. En wie weet wat je daarin waarneemt.

Wil je meer blogberichten lezen? Ga naar Blog: Parelduiken in de bijbel