Bij Psalm 127:2
Ik ben in de supermarkt. Ik heb al een paar boodschappen in mijn karretje. Dan realiseer ik me dat ik ergens aan voorbij ben gelopen. Ik heb iets over het hoofd gezien. Ik ga terug naar een hoek waar ik al eerder was en kijk. Tussen de producten ligt een baby’tje in een omslagdoek.
Je begrijpt: je bent in een droom beland. De wereld van de droom is zich voor mij aan het openen, en nu ontvang ik dít droombeeld. Een droombeeld dat iets zegt over wat er gebeurt als je slaapt. En vooral over de psalmtekst die al een tijd met me meegaat: ‘God geeft het zijn geliefde in de slaap.’ Vier vragen, vier mogelijke antwoorden.
Wat geeft God in de slaap? De droom, zegt mijn ziel. Brood, zegt de psalm. En die twee spreken elkaar niet tegen. Precies dáárvoor was ik in de supermarkt: voor voedsel. De droom is een vorm van geestelijk brood. Wie de beelden van zijn nachtelijke reizen kauwt en herkauwt, zal er voedingsstoffen uit halen voor zijn of haar levensreis. Het is brood voor onderweg.
Wie slaapt er? Mijn ik. Als die wakker is en aan het roer zit, zie ik alleen wat ik zoek en wat ik verwacht te zien. Pas als ik even niet geconcentreerd ben op mijn briefje met boodschappen, realiseer ik me dat ik iets gezien heb, maar niet heb opgemerkt. Zolang ik geconcentreerd ben op mijn lijstje, zie ik het baby’tje niet. Terwijl het toch een tamelijk opvallend item zou moeten zijn, zo tussen de koffie en de koekjes. Mijn ratio, mijn verwachtingen, mijn doelen, mijn plannen, mijn uitgestippelde route naar mijn punt op de horizon – pas als dat alles slaapt, kan ik gaan zien wat ís. Als ‘ik’ slaap, gaan mijn ogen open voor wat er voor mijn neus ligt, maar waar ik eerder overheen keek. Als ‘ik’ slaap, sta ik open voor het geschenk dat op me ligt te wachten. Als ‘ik’ slaap en mijn ogen sluit, kan mijn innerlijk oog opengaan. Als ‘ik’ slaap, kan ik wakker worden ten aanzien van wat er in mijn hart speelt.
Wat ‘doet’ God precies? God gééft het. Ik kan het niet halen, zoals je in een supermarkt levensmiddelen haalt. Dit heeft te maken met je manier van kijken. Zolang ik gericht ben op wat ik bedacht heb dat ik kwam kopen in de supermarkt, zolang ik alleen maar voor me zie de beelden van … brood, aardappels, kaas en jam, zolang zie ik alleen maar dát. Ik draag in mezelf een beeld van die dingen die ik zoek en loop en kijk net zolang rond totdat ik iets vind dat overeenkomt met het beeld dat ik ervan heb ik mijn hoofd. Pas als ik, in een moment van onoplettendheid (!), van ongerichtheid, niet die beelden voor ogen heb, realiseer ik me dat ergens in een hoek iets om mijn aandacht vroeg. Ik ga terug en vind – niet iets dat op mijn lijstje staat, niet iets dat ik zelf had verzonnen, maar mijn schat. Deze schat vind ik ongezocht. Hij wordt me geschonken.
Aan wie geeft God het in de slaap? Aan zijn geliefde. Dat is niet: de ene mens wel, de andere niet. Dat is: de ziel. God bemint jouw ziel en jouw ziel bemint God. En in dat beminnen schenkt God jou je brood. Leeftocht. Alles wat je nodig hebt. Sterker, veel méér: een kostbare schat.
‘God geeft het zijn geliefde in de slaap.’ Wie op zoek is naar geestelijk brood, hoeft zich niet af te beulen. Je hoeft niet keihard te werken van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Je hoeft geen dure cursussen, geen intensieve trainingen, geen huiswerk, geen opdrachten. Laat je ik maar gewoon een beetje naar de zijlijn zakken. Kijk maar eens of die een beetje uit het middelpunt kan verdwijnen. Kijk maar eens of je ziel wat meer aan het stuur mag en kan. Probeer eens of je door de ogen van je ziel naar de wereld kunt kijken. Of stap in je bed en geef je over aan de slaap.