Bij Marcus 9:35
Aan het einde van mijn vorige column maakte ik een tegenstelling. Je bent niet geroepen tot dienaar van allen, en ook niet tot baas van allen – nee, je bent geroepen tot dienaar van Christus.
Tja. Dat schrijf ik dan spontaan op, maar wat bedoel ik eigenlijk? Nu ik achteroverleun en mijn gedachten over die vraag laat gaan, komt een herinnering bij me boven. Vlak voor het begin van een nieuw schooljaar loop ik tussen de rekken sportschoenen zomaar ineens een studiegenote tegen het lijf. Op mijn vraag hoe het met haar gaat, antwoordt ze niet met het standaard ‘Goed hoor’. Nee, het gaat niet goed. Vijftien jaar predikantschap heeft haar uitgeput en uitgeblust. Ze is met ziekteverlof, en loopt rond met de vraag wat ze moet gaan doen als ze weer opgeknapt is. ‘De gemeente dienen – daar begin ik niet meer aan.’
De gemeente dienen. Dat is inderdaad een van de vele vormen van ‘dienaar van allen’ zijn. De vele verschillende stemmen, de vele verschillende verwachtingen, de vele verschillende belangen – een mens die die veelheid wil dienen, raakt onherroepelijk zichzelf kwijt. Dat is niet voorbehouden aan gemeentepredikanten. Het overkomt een ieder die probeert de verschillende stemmen in zichzelf tevreden te stellen. De stem die zegt dat je zús, de stem die zegt dat je zó, de stem die zegt dat het beter is als je dít, de stem die zegt dat anderen zullen verwachten dat je dát. Wie daarnaar luistert, raakt gespleten. ‘De gemeente dienen – daar begin ik niet meer aan.’ De vermoeidheid hangt donker en drukkend om haar heen. Soms wordt je iets ingefluisterd. ‘Gód dienen kan gelukkig op vele verschillende manieren’, antwoord ik. Welk beroep je ook uitoefent (áls je een beroep uitoefent), wat je bezigheden ook mogen zijn – het gaat er niet om wát je doet, maar hóe je het doet. Als je handelt om al die verschillende stemmen, buiten je en in jezelf, ter wille te zijn, ben je dienaar van allen. Handel vanuit de stilte, waar Gods ene stem kan klinken.