Bij Johannes 2:1-11
Aanstaande zondag is het Kana-zondag. Het verhaal van de bruiloft in Kana wordt gelezen. Jezus is ook van de partij. Dan raakt de wijn op. En zonder wijn geen feest. Maar Jezus doet zijn eerste wonder: hij maakt van water wijn en het feest kan weer doorgang vinden.
Wat gebeurt daar precies – daar op het moment dat Jezus zich er tegenaan bemoeit? Hij gaat naar de bedienden en zegt: ‘Vul de vaten met water.’
Bij de ingang van de feestzaal staan zes vaten. Daarin zit water, waarmee binnenkomende gasten hun voeten kunnen wassen. Welkom, jij, gast. Spoel het stof van je reis van je af. Maak je klaar om de feestzaal binnen te gaan. Of, in de tale Kanaäns: maak je klaar om in te gaan tot het Feest. In de bijbel staat een bruiloft immers symbool voor de vereniging, de eenwording tussen God en mens, tussen Christus en zijn gemeente.
‘Vul de vaten met water.’ Dat is het enige dat Jezus zegt of doet. Geen toverformule, geen bezwering, geen teken van zijn hand. Niets. En toch is dat water straks wijn.
‘Vul de vaten met water.’ Daar zit hem precies de crux. De vaten zijn leeg! Het feest is al een tijd aan de gang. De bedienden hebben genoeg aan hun hoofd. Zien misschien wel dat de watervaten leeg zijn, maar denken: er zijn andere dingen belangrijker om te doen, nu. Laat maar. Er komt toch niemand meer.
En die houding zorgt ervoor dat het niet meer stroomt, daar in Kana. De deur is dicht. Er wordt niemand meer verwacht. Er wordt níets meer verwacht. Laat maar, het maakt toch allemaal niets uit. De spirit is eruit.
Het probleem is niet dat de wijn op is. Het probleem is dat de watervaten leeg zijn! Het water van verwachting, van verlangen, van uitzien naar – dat is op. Zodra dat er weer is, zit het leven er weer in op die bruiloft. Proost!