Bij Johannes 20:19
Laatst hadden we het er thuis nog over. Dat het zo gek is dat je week in week uit met min of meer dezelfde mensen in de kerk zit, maar dat je ze eigenlijk niet kent. Ik heb van de meesten geen idee waar ze wonen, wat voor werk ze doen of deden, of ze kinderen of kleinkinderen hebben of ouders voor wie gezorgd moet worden. Zelfs de vrouw die vaak achter ons zit – we weten haar naam niet eens!
Toen brak een nieuwe zondag aan. We vierden het avondmaal met elkaar. Onze predikant nodigde ons uit elkaar de vredegroet te geven – een oud gebruik, maar nieuw in deze gemeente. Ik gaf mijn dochter een hand en zei: ‘De vrede van Christus.’ Mijn zoon, mijn man, het echtpaar dat voor ons zat. Ik draaide me om om mijn achterburen te groeten en daar zat ze. De vrouw zonder naam.
Even was het gênant. Ik weet niet eens je naam en toch geef ik je de vredegroet. En toen zag ik het ineens. De vrede van Christus stroomde uit Christus via mij naar haar. Maar niet naar haar als de specifieke mens die zij is – met een naam, een huis, al of geen werk en al of geen kinderen – maar naar haar als wie zij ten diepste is: kind van God. Een vrede te groot voor woorden vloeide door mij heen naar haar. Onpersoonlijk, ongericht, zonder reden, zonder waarom. Niet omdat deze vrouw … de moeite waard is, goed is, gelovig is of wat dan ook. Nee, simpelweg omdat zij ís. Het zijn van deze vrouw, van ieder mens, is een algemeen, onpersoonlijk zijn dat zich een vorm zoekt in deze specifieke, persoonlijke mens. Voor dát zijn werden mijn ogen geopend.
Ineens deed het er niet meer toe dat ik haar naam niet weet. Ik leerde haar in dat ene moment kennen als mede-kind van God, als zuster. En dat is meer dan iemands naam kan zeggen. Ja, dat deze vrede in mijn hart heerst!