Bij Psalm 84:12
Een koude, maar heldere winterdag. Tussen de middag zet dochter haar helikopter in de vensterbank. Het ding heeft een zonnepaneeltje en als dat genoeg licht vangt, draaien de wieken er lustig op los. Zonder batterij, zonder stekker. Elke keer weer een wonder. Maar nu verveelt broer zich. Hij gaat uitproberen. Eén vinger voor het zonnepaneel is voldoende. De helikopter stopt ogenblikkelijk. Getergd roept dochter: ‘Je verstoort mijn zon!’
Ik hoor meteen Meester Eckhart. Hij betoogt in een preek dat de mens die God wil ontvangen in zichzelf, heel stil en volkomen leeg moet worden. Om zijn luisteraars voor te zijn, stelt hij voor hen hardop de vraag of dat echt moet. Want stel je voor dat God die leegte zou laten bestaan en de verstilde mens niet zou vullen – dan blijft die in duisternis en leegte staan! Eckhart stelt hen gerust. ‘Wanneer God jou bereid vindt, moet Hij werken en zich in jou uitgieten, op dezelfde manier waarop de zon, als de lucht zuiver en helder is, zich moet uitgieten en zichzelf niet kan tegenhouden.’
Een prachtig beeld. God als de zon, die zichzelf niet kan tegenhouden in het zich geven en uitgieten. Hij doet dat voortdurend, zonder begin, zonder einde. Dat is zijn natuur. Zijn wezen. Hij straalt. En zolang de lucht zuiver en helder is, ontvangen wij die stralen. Alsof wij kleine zonnepaneeltjes zijn.
Daar zegt hij wat. ‘Zolang de lucht zuiver en helder is.’ Vaak staat er iets in de weg dat de stralen belemmert. Dat kan van alles zijn; er zijn zoveel zaken die jou het zicht op God benemen. En meestal zijn dat geen vervelende broertjes, maar dingen die zich ín jou bevinden. Zelfvoldaanheid, zelfgenoegzaamheid, je verlangen om uniek te zijn, beelden van jezelf waar je koste wat het kost aan wil voldoen – allemaal uitingen van het ego, die zich als het ware tussen jouw inwendige zonnepaneel en de stralen van God dringen.
De psalmdichter heeft er ook weet van. ‘Want God is een zon; zijn weldaden weigert Hij niet aan wie onbevangen op weg gaan.’ Dat is wat het van ons vraagt: onbevangenheid. Het opruimen van alles wat ons benauwt en beklemt, wat ons vastzet en vangt. Al die ego-dingen die je vroeg of laat je vrijheid ontnemen – ze gaan in de weg staan tussen jou en God.
De Veertigdagentijd of Vastentijd is begonnen. Een mooie periode om weer verder te gaan met dat opruimen?