Bij Lukas 1:48 en 38
‘Hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares’, zingt Maria in haar loflied. Het roept wrevel bij mij op en ik schrijf mijn weerstand eerst maar eens van me af. Is dat niet een beetje té nederig, ‘minste dienares’? Waarom zou je je zo klein maken? Jezelf ‘dienares’ noemen vind ik al te ver gaan. Ik heb tenminste geen zin om ten dienste te staan van iets of iemand anders. Laat mij mijn eigen leven maar leiden. Ik ben geen slaaf! En dan maakt Maria daar nog eens ‘minste dienares’ van. Je mag het mooi vinden, maar ik snap daar echt helemaal niets van.
Zoals altijd: waar ik weerstand voel, daar zit iets. ‘Ik ben geen slaaf’, roep ik verontwaardigd uit. Maar is dat zo? Leef ik vrij en zonder enige slavernij? Hm … Ik houd best vaak rekening met wat ik denk dat anderen denken of verwachten en doe dingen zó, dat ik denk dat zij het goed zullen vinden. Ik denk ook vaak dingen die mij me beter doen voelen dan een ander. En ik probeer nogal eens mijn gelijk te krijgen. Als ik niet oplet, ben ik dus behoorlijk dienstbaar, eigenlijk – aan mijn behoefte aan bevestiging, aan mijn hoogmoed, aan mijn trots.
Eigenlijk is de vraag niet of ik dienstbaar wil zijn of niet, maar: aan wie ik dienstbaar wil zijn. Aan wie wil ik gehoorzaam zijn, naar welke stem wil ik luisteren? Naar de stem in mij die wil dat ik me vergelijk met anderen? Naar de strenge stem die mijn gedrag langs een ethische meetlat legt? Naar de stem die precies weet wat wel en niet door de beugel kan volgens anderen?
Het is Maria die me op weg helpt. Een paar verzen voordat ze haar loflied zingt, zegt ze namelijk: ‘God wil ik dienen.’ Maria weet dat ze moet kiezen. Er zijn vele stemmen waar ze naar zou kunnen luisteren, maar nu zegt ze: al die andere stemmen mogen tot zwijgen komen; ik luister alleen naar God. De stem van de Liefde, die fluistert in mijn hart.
Als ik mezelf beter bekijk, moet ik bekennen dat ik altijd ten dienste sta aan iets – angst, mijn verlangen gelijk te krijgen of iets anders. Als ik dan toch dienstbaar ben, kan ik dan maar niet beter een diepe innerlijke buiging maken voor de Liefde, voor het leven zelf? Kan ik dan niet beter ruimte maken voor God? Als ik érgens kans maak om niet tot slavernij te vervallen, maar om vrij te zijn – dan dáár.