Bezit (2)

Bij Lukas 12:15

‘Hoed je voor iedere vorm van hebzucht’, zegt Jezus, ‘want iemands leven hangt niet af van zijn bezittingen, zelfs niet wanneer hij die in overvloed heeft.’ Je leven hangt niet af van je bezittingen. Het is een enorme open deur, maar toch is het blijkbaar nodig dat Jezus het hier zegt.

Ik schreef vorige keer al: het woord ‘bezit’ betekent eigenlijk: dat wat jou ter beschikking staat. De dingen zijn er voor jou om te gebruiken, ze komen op je weg. Maar worden ze ‘van jou’, worden ze jouw bezit, dan gaan ze stollen. Dan zijn ze niet meer wendbaar, niet meer vloeibaar. Ze kunnen niet meer stromen. Ze verstenen en komen niet meer weg. Zie het desnoods heel letterlijk voor je. Bezit als ‘dat wat voorhanden is’ kan nu hier, dan daar opduiken – afhankelijk van waar het nodig is. Bezit dat eigendom is geworden, komt niet meer van zijn plaats.

Bezit dat tot eigendom wordt. Het draagt een gevaar in zich. Als je je omringt met je bezit, wordt het een sta-in-de-weg: het ontneemt je je zicht op God en op je naaste. En wie zich omringt met bezit, waant zich veilig; als achter een pantser of een muur. Alsof het veiligheid en zekerheid kan bieden. Ja, je kunt je erachter verschuilen en het geeft zo een zekere mate van bescherming. Maar bezit maakt je niet onkwetsbaar. Want voor je bestaan is slechts één ding nodig: je bestaan zelf. En dat ontvang je uit Gods hand, elk moment opnieuw. Dat is het enige noodzakelijke. Wij zijn, doordat we het zijn van God krijgen.

Een onkwetsbaar bestaan – dat bestaat niet. Ten diepste zijn we volledig afhankelijk van God. Of Hij ons al of niet ons leven schenkt. Maar in tegenstelling tot bezittingen, die kapot gaan, slijten, gestolen worden, uit de mode raken of in vlammen opgaan, is God een baken van onveranderlijkheid. Het enige dat Hij wil is jou je bestaan, Zijn zijn, geven. Uit liefde. Elk moment opnieuw.

Wil je meer blogberichten lezen? Ga naar Blog: Parelduiken in de bijbel