Beker

Bij Matteüs 23:26

De kunststoffen bekers die we meenemen op fietsvakantie worden oud. Als we aan het eind van de middag op een camping aankomen, drinken we vaak wat bouillon. Daarna hebben we weer puf voor wat er allemaal nog moet gebeuren. Als we ’s avonds uit dezelfde beker thee drinken, smaakt die toch een beetje soeperig. En dan zijn ze tussendoor afgewassen, even voor de duidelijkheid.

Toen ik voor de zoveelste keer aan de zilte thee zat, kwamen woorden van Jezus bij me boven. Ergens zegt hij tegen Farizeeën: ‘Spoel eerst de binnenkant van de beker om, dan wordt de buitenkant vanzelf ook schoon.’ Die Jezus toch, kon ik niet laten te denken, die heeft óveral verstand van. Zelfs van de vaat! Maar er kwamen ook inhoudelijker gedachten boven.

Een beker is bedoeld om vloeistof in te doen. Als de binnenkant een zoute geur heeft, geeft hij die af aan de vloeistof die erin gedaan wordt en wordt de van zichzelf niet-zoute vloeistof zilt. Of, minder subtiel: als de binnenkant van de beker vies is, wordt de vloeistof die erin gedaan wordt, ook vies. Het helderste water, de zuiverste wijn – ze worden verontreinigd. Onzuiver. Als de binnenkant van de beker schoon was geweest, was het drinkwater nog even puur en de wijn nog even zuiver – dat wat je vervolgens uit de beker drinkt, heeft zijn ‘schoonheid’ behouden. Drink ik uit een vieze beker, dan verliest alles wat daarin gegoten wordt, zijn zuiverheid.

Ik ben een beker. In mij worden ook dingen gegoten. Ik neem een gebeurtenis waar of iemand zegt iets tegen me. Ik krijg het binnen en direct krijgt het de geur, kleur en smaak van mijn binnenkant. Het is niet meer ‘dat wat er gebeurde’ of ‘dat wat hij tegen mij zei’, maar: mijn beléving van wat er gebeurde, en: dat wat ik verstá. Daarmee wordt dat wat bij mij binnenkomt onzuiver – het is niet meer slechts dat wat er gebeurt of wordt gezegd, het is gekleurd door mijn binnenkant. Stel dat ik, bewust of onbewust, ervan overtuigd ben dat ik de moeite niet waard ben of dat ik weinig voorstel – wát iemand ook tegen me zegt, ik versta het maar al te gauw als een bevestiging van die overtuiging. Dat geldt natuurlijk ook als ik de overtuiging ben toegedaan dat ik geweldig ben. Kortom: dat wat wordt gezegd of dat wat er gebeurt is niet meer zichzelf, maar wordt ‘verontreinigd’. En vervolgens laat ik uit mij drinken: ik reageer op de situatie. Maar waarop ik reageer, is niet dat wat er gebeurde, maar de gebeurtenis zoals ik hem beleef. En ik geef geen respons op wat er gezegd werd, maar op dat wat ik verstond. En zo wordt de communicatie ingewikkeld en onhelder.

Het is een levenslange uitdaging om te onderzoeken wat er zich allemaal aan je binnenkant bevindt en op welke manier dat je bril kleurt. En of ik ooit zó schoon van binnen word, dat dat wat in mij gegoten wordt, zuiver blijft … Ik vraag het me af. Maar dat staat me niet in de weg om nieuwsgierig te blijven naar al die verontreinigde plekken in mij, die mijn waarneming vertroebelen.

Wil je meer blogberichten lezen? Ga naar Blog: Parelduiken in de bijbel