Bij Exodus 14:21-22
In de Nieuwe Kerk in Middelburg hangt een wandkleed. Op het kleed, van onder naar boven, zeven taferelen uit de bijbel: paradijs, uitdrijving, aanbidding, broederschap, sterven – en bovenin een herder met schapen en de Opgestane, uit wiens wonden een wijnstok groeit.
Tenminste, dat lijken ze op het eerste gezicht: scènes uit de bijbel. Wie langer kijkt en de beelden tot zich laat doordringen, gaat een diepere laag zien. Ja, ik zie nog steeds de bijbelverhalen. Maar langzaam maar zeker zie ik ook mijn eigen verhaal. Ik word uitgedreven uit het paradijs – ik word, om mens te zijn, op deze aarde gezet. Uit mijn oorsprong, uit de Bron gedreven. Ik onderga het leven in al zijn facetten: leven, liefde, dood. En ik voel steeds meer het verlangen om terug te keren in mijn oorsprong – niet door de lichamelijke dood, maar door hier en nu aan dit leven te ontsterven, zoals de mystici dat noemen. Om, levend in deze tijdruimte, te ervaren dat ik leef vanuit, in en naar God. Zo zijn deze zeven scènes niet alleen bijbelverhalen, maar ook mijn levensverhaal.
De taferelen spelen zich af op een strook land, omgeven door waterstromen. Het water stroomt van onder naar boven, langs de zijden van het doek. Onderin zie je de vier rivieren van het paradijs, maar het water is niet alleen maar lieflijk. Je ziet ook donkere figuren, duister, onduidelijk. Het water is niet alleen levengevend, het is ook bedreigend. Angstaanjagend. En op het land tussen die bedreigende waterstromen, speelt zich mijn leven af. Alsof mijn levenspad loopt door de watermuren van de Schelfzee.
Ja, zo is het. Mijn leven wordt aan alle kanten aangevochten. Van links en van rechts is er dreiging. Benauwing. De dood heeft talloze gezichten en ik ken er vele. Hoe weet ik eigenlijk dat die watermuren het blijven houden? Hoe meer ik naar het water kijk, hoe meer de angst mij in de greep krijgt, hoe benauwder ik het krijg en hoe smaller het begaanbare pad lijkt te worden. Wie zegt mij dat ik het ga redden naar de overkant?
En dan is daar de uitnodiging: kijk eens naar beneden en boven in plaats van naar links en rechts. Kijk eens naar waar je vandaan komt en waar je naar onderweg bent. Kijk eens naar de Bron, die ook je doel is. Houd je oog dáárop gericht, in plaats van op de dreiging die je op je levenspad ervaart.
Ademruimte. Het pad wordt breder, de watermuren wijken. Mijn innerlijke ruimte neemt toe, mijn rust. Ik kan in vertrouwen mijn volgende stap zetten. Zolang ik mijn oog maar gericht houd op God, waar ik vandaan kom en waar ik naartoe ga.