Alfa en omega

Openbaring 1:8

Als deze Parelduiker gepubliceerd wordt, bevind ik me in het klooster in Huissen. Samen met een aantal anderen oefen ik me in sterven. Nou ja, dat is wat cru gezegd. We gaan met elkaar onderzoeken wat er gebeurt als we onze eigen eindigheid onder ogen zien. Aangezien ik in mijn werk in het hospice nogal vaak dichtbij de dood ben, weet ik dat het tot je laten doordringen van de sterfelijkheid van de mens in het algemeen effect op je levensgevoel heeft. Tenminste, mijn beleving van het leven is erdoor veranderd. Versterkt, geïntensiveerd. Mijn levenslust, levenskracht en levensmoed zijn alleen maar gegroeid, de afgelopen jaren.

Omdat ik deze dagen moest voorbereiden, ben ik de afgelopen weken dus nog meer dan anders bezig geweest met de dood. Heel bewust liet ik de beelden passeren die geregeld opduiken als het gaat om sterven. Ik hoorde de bewoners van het hospice weer dingen zeggen als ‘Ik ga naar God toe’,  ‘Ik val in zijn handen’, ‘Hij staat op me te wachten’. Dat zijn beelden, die mensen die gaan sterven me toevertrouwen. Zó zien zij de overgang die ze straks gaan maken. Uit het leven vallen is in de handen van God vallen. Prachtig en troostvol. Én ze roepen bij mij de vraag op naar de keerzijde. Wat zeggen deze beelden over het leven? Blijkbaar is het leven iets dat zich afspeelt búiten God. Immers, als je bij je sterven naar God toegaat, dan ervaar je jezelf blijkbaar nu, levend en wel, als niet bij God.

Het is een vrij algemeen idee, vermoed ik. God die zich aandient voorbij de levenshorizon. God die opdoemt (voor sommigen inderdaad met een negatieve connotatie) aan het levenseinde. We weten niet waar we vandaan komen als we geboren worden en we weten niet waar we naartoe gaan als we sterven en op dat raadsel plakken we God als antwoord. ‘God staat aan het begin en Hij komt aan het einde’, zingt een lied van Jan Wit. En dat vatten we dan in de tijd op. Voordat ik was, was God en nadat ik ben geweest, zal God zijn. God is begin en einde. ‘Ik ben de alfa en de omega’, zegt God in het visioenenboek Openbaring. Alfa is de eerste letter van het Griekse alfabet en omega de laatste. Ik ben de A en de Z.

Maar waar is God dan tijdens ons leven? Is dat een tijd buiten God? Is de tijd buiten God? Ben ik buiten God?

‘Ik ben de alfa en de omega.’ Wat mij betreft moeten we deze woorden niet in de tijd verstaan, maar in het Nu. Hélemaal in het Nu. Het is niet zo dat God zich aandient aan het einde van ons leven; God dient zich aan aan het einde van ons ik. Het is niet zo dat God opdoemt aan de horizon van ons aardse bestaan; God ‘doemt op’ aan de horizon van het ik. Daar waar ons ik sterft, daar is God. Daar waar ons ik niet is, daar is God. Daar waar je je ik kunt laten sterven, hier en nu, daar waar je je ik overgeeft, uit handen geeft – daar is God. ‘Waar het geschapene eindigt, begint God te zijn’, schrijft de middeleeuwse mysticus Meester Eckhart. En zie dat maar even ruimtelijk voor je, niet in de tijd. Daar waar ik ophoud, is God. Daar waar ik niet ben, is God. Daar waar alles wat niet-God niet is, is God.

Moet je doodgaan om je ik te laten sterven? Gelukkig niet. Je hoeft niets te dóen om je ik te laten sterven. Je hoeft alleen maar iets te laten – namelijk je ik niet aan het stuur te zetten. Je over te geven. En dat kun je. Je doet het al, elke keer als je in slaap valt. Je bewuste ik laat het stuur uit zijn handen glijden en jijZelf komt aan het woord. Luister maar eens naar wat je dromen je vertellen. Dat is de stem van je ziel, die jou de weg wijst. Of als je mediteert; dat is bij dagbewustzijn je oefenen in je ik waar te nemen in plaats van de leiding te laten nemen. Het is je tijdens je leven oefenen in je overgeven aan dat Grotere, dat Weidsere, dat Ruimere, dat gelovigen God noemen en waarvoor vele andere woorden bestaan. Het is een oefening in je te laten dragen door de Liefde en het Leven zelf.

Wil je meer blogberichten lezen? Ga naar Blog: Parelduiken in de bijbel