Bij Matteüs 14:22-33
Het woord ‘roeping’ interpreteerde ik vroeger nogal beperkt. Ik dacht alleen aan religieuze roepingen – om in te treden in het klooster of om dominee te worden. Nou ja, vooruit, van een roeping zal ook wel sprake zijn, dacht ik, als je gaat werken in de sloppenwijken van Buenos Aires. In die zin verstaan, zijn het de uitzonderingen die een roeping hebben. Ik denk inmiddels dat we het woord heel anders moeten interpreteren. Maar eerst schotel ik je een bijbelverhaal voor.
De leerlingen zitten in een boot op het meer; Jezus is achtergebleven op het land. ’s Nachts gaat het stormen. De golven zijn hoog. Tegen de ochtend zien ze ineens een figuur over het water lopen. ‘Help, een spook!’, roepen ze. Het blijkt Jezus. ‘Ik ben het’, zegt hij. ‘Vrees niet!’ Petrus heeft de moed iets te zeggen. ‘Als u het bent, zeg mij dan te komen!’ ‘Kom’, zegt Jezus. Petrus klimt overboord en loopt over het water naar hem toe. Op het moment dat hij zich bewust wordt van de stormwind die om hem heen loeit, zakt hij door het water en dreigt hij te verdrinken. Jezus strekt zijn hand uit en grijpt hem vast. Samen klimmen ze de boot weer in.
Petrus loopt over het water! Huh!? Een méns die over water loopt? Kijk, dat Jezus het doet, oké. Over hem worden wel meer wonderlijke dingen verteld. Maar Petrus! De o zo menselijke leerling. Juist díe doet hier iets dat volledig voorbij gaat aan wat mensen kunnen!
Hoe kán dat? Hoe kán Petrus iets doen wat niemand voor mogelijk houdt? Dat kan hij, omdat hij zich heeft laten roepen. ‘Als u het bent, zeg mij dan te komen!’ ‘Kom!’ Zo eenvoudig is het in het verhaal beschreven. Petrus weet zich geroepen en dat maakt dat hij iets kan doen dat voorbij gaat aan zichzelf. Hij heeft, zogezegd, een roeping. En zolang hij zijn roeping voor ogen houdt, is hij in staat om over de golven te lopen. Zodra hij zijn aandacht laat opeisen door de stormwind, gaat het mis; dan zakt hij door het water.
Roeping is een groot woord. Wij máken het vaak groot. We denken aan een roeping voor het hele leven. Maar je kunt het ook verstaan als ‘je geroepen weten’. Je geroepen weten om op dít moment in déze situatie dit of dat te doen. Op die manier kan iedereen elk moment een roeping ontvangen. Een roeping om iets te doen of te zeggen dat voorbij gaat aan jezelf. Ik kan het achteraf herkennen als ik iets gezegd heb dat impact gemaakt heeft. Meestal ben ik zelf verbaasd over wat ik zei en heb ik eigenlijk geen idee waar dat vandaan kwam. Of het is me geschonken om iemand met wie ik het moeilijk heb, te zien voor wie hij is: een mens op zoek naar liefde. En aanvaarding welt vanzelf in mij op. Of ik ben in een situatie waarin onrecht gebeurt aan een medemens – dan heb ik echt wel dit gevoel van roeping nodig om mijn bangigheid te overwinnen en me uit te spreken. Want juist de roeping die ik, bewust of onbewust, voel, maakt dat ik iets kan of durf te doen dat voorbijgaat aan mijzelf.
Om te doen wat onmogelijk lijkt, moet Petrus zich geroepen weten. Dat geldt voor Petrus en dat geldt evengoed voor mij. Zolang ik mijn roeping voor ogen houd, ontvang ik de kracht om iets te doen dat aan mezelf voorbij gaat. En als ik de voeling met mijn roeping dreig te verliezen, zak ik door het water. Gelukkig kan ik er altijd weer om vragen. ‘Als u het bent, zeg mij dan te komen!’