Bij Matteus 14:22-33
Ik doe een cursus focussen (zie www.stichtingfocusing.nl). Focusing helpt me om rustig en aandachtig te verblijven bij de verschillende signalen die mijn innerlijk me geeft – ook als dat nare gevoelens zijn als angst, schaamte, afkeer. Door een oefening tijdens de training moet ik onder ogen zien hoe ik daar normaalgesproken mee omga. De docente geeft me een papiertje en zegt: ‘Stel, je loopt straks naar de bushalte. Van een afstandje zie je iemand staan die je absoluut niet wilt zien. En daar zit je dan hélemaal tot het station mee in de bus! Schrijf de naam van diegene maar op.’ Ik weet meteen wie dat moet zijn. Ik schrijf de naam op, kijk er nog eens naar, draai mijn hoofd weg, knijp mijn ogen dicht en strek mijn arm uit om het papiertje weg te leggen. ‘Wat je nu doet, is wegkijken’, reageert de trainer droogjes. ‘Hier is het de bedoeling dat je leert om te kijken naar wat er in je binnenste opkomt en er zelfs mee in gesprek te gaan. En je zult gaan ervaren dat ongewenste emoties, als je ze de ruimte geeft, zich uit zichzelf ontwikkelen tot iets anders dan die vervelende gevoelens.’
Ja, zo doe ik dat. Nare emoties, pijnlijke herinneringen, onwelkome kanten van mezelf – ik druk ze liever weg dan dat ik ze onder ogen zie. En tegelijkertijd weet ik dat vaak juist dáár goud ligt. Mogelijkheden tot groei, heling, inzicht. Alles wat ik wegdruk verdwijnt niet, maar gaat mijn innerlijke kelder in. Daar houd ik het gevangen – samen met een heleboel andere dingen die er al zaten. Dat levert aanvankelijk rust op, maar uiteindelijk een gespleten Marga. Want niet alles van mij mag er zijn. En vroeg of laat komen die ongewenstheden toch de kelder uit om mij te dwingen ze onder ogen te zien. In nachtmerries of angstdromen, in een venijnige opmerking die er onverhoeds uitfloept, in een grapje dat nét niet leuk meer is.
Ik zou een voorbeeld kunnen nemen aan Petrus. De leerlingen zitten midden in de nacht in een boot op het meer. Het stormt en de golven zijn hoog. Dan zien ze een figuur over het water lopen. ‘Help, een spook!’, roepen ze. Het blijkt Jezus. ‘Ik ben het’, zegt hij. ‘Vrees niet!’ Petrus wil zeker weten dat het om Jezus gaat. ‘Als u het bent, zeg mij dan te komen!’ ‘Kom’, zegt Jezus ten antwoord. Petrus klimt overboord en loopt over het water naar hem toe.
Zie je wat er gebeurt? De leerlingen in de boot zijn bang. Ze waren al bang vanwege de storm en daar komt die geestverschijning bovenop. Ze duiken, zo stel ik me voor, weg in het vooronder. Petrus is de enige van de twaalf die iets anders doet. Hij voelt ongetwijfeld ook angst, maar blijft waar hij is en reikt zelfs uit naar dat waar hij bang voor is. Hij gaat ermee in gesprek. En nota bene, dat blijkt hem bovenmenselijke kracht te geven, want daarna doet hij iets wat ik meestal voor onmogelijk houd: hij loopt over het water. Van Petrus kan ik hier iets heel wezenlijks leren, namelijk: niet terugdeinzen! Niet terugdeinzen voor angst, afkeer of schaamte, maar erbij blijven en ermee in gesprek. Die nare emoties vormen een toegangspoort tot mijn kracht.
O, en de gevoelens over die persoon die ik bij de bushalte moest fantaseren – ik kon er uiteindelijk goed bij blijven. Onder de afkeer bleek iets in mij te zitten dat bang was en dat dacht niet tegen die persoon op te kunnen. Ik nam dat ‘iets’ aan de hand en zei: ‘Maar nu ben ík erbij; samen kunnen we dit wel aan.’ De angst en de machteloosheid, die eerder overweldigend waren, werden gewoon ‘iets in mij’. Ik viel er niet meer mee samen. Opluchting, inzicht, heling. Dankzij het simpele feit dat ik ze durfde te voelen en niet wegdook in het vooronder!