Weglopen voor jezelf

Bij Matteüs 25:1-13

Tien meisjes zitten langs de kant van de weg te wachten op de stoet van de bruidegom. Het wordt donker, ze steken hun olielampjes aan. Het wordt laat, ze vallen in slaap. Dan worden ze wakker geroepen. ‘De bruidegom komt eraan!’ De lampjes zijn uitgegaan, de olie is opgebrand. Vijf van de tien meisjes hebben reserveolie bij zich, vijf niet. Die gaan erop uit om een verkoper te zoeken. Midden in de nacht! Gekkenwerk. Intussen gaan de meisjes met brandende lampjes met de bruidegom mee naar binnen. Als de andere vijf uiteindelijk terugkeren uit de stad – of hun missie geslaagd is vertelt het verhaal niet – kloppen ze op de deur, maar ze worden niet binnengelaten. ‘Ik ken jullie niet’, klinkt het.

Welke rol zou jij spelen in dit verhaal? Ben jij zo’n georganiseerd type dat zijn zaakjes meestal op orde heeft? Of vergeet jij wel eens wat? Zelf behoor ik tot een derde categorie: ik ben overgeorganiseerd. Ik zou niet één flesje reserveolie bij me dragen, maar een rugzak vol, want je weet maar nooit. Ik schrijf dit zonder op mijn borst te kloppen, want ik weet waar mijn overgeorganiseerdheid vandaan komt. Gebrek aan vertrouwen, angst om mezelf of een ander tegen te vallen. En daar ben ik niet trots op.

Maar goed, die vijf meisjes. Ze ontdekken te laat dat ze beter extra olie hadden kunnen meenemen. Stom! Of ze hadden hun lampjes niet alvast moeten ontsteken. Klunzig! Of ze hadden niet in slaap moeten vallen. Sukkelig! En dan gaan ze redderen. ‘Mag ik wat van jouw olie?’ ‘Heb jij wat olie voor me?’ ‘Gauw, geef me wat van de jouwe, dan kan ik ook meedoen.’ Maar nee, gesoebat mag niet baten. De andere meisjes houden hun olie voor zichzelf. Dan rennen de meisjes de stad in om een verkoper te zoeken. Of ze met brandende lampjes terugkomen of niet, we weten het niet. Maar als ze aankloppen, mogen ze niet binnen. ‘Ik ken jullie niet’, zegt de bruidegom – aannemende dat hij het is die het geklop op de deur beantwoordt.

Wat een vreemde reactie! ‘Ik ken jullie niet’? Waarom zegt hij niet gewoon: ‘Had je maar reserveolie bij je moeten hebben!’ Of: ‘Had je maar beter voorbereid moeten zijn!’ Want daar ging het toch om? En dan daagt het ineens. Zóu het daarom gaan? Zou het werkelijk alleen om die reserveolie gaan? Of is er iets anders waardoor de bruidegom zegt: ‘Ik ken jullie niet!’? Dan zie ik het. De meisjes rennen de stad in om een verkoper te zoeken. Ze ontdekken dat ze (‘O, suf! Wéér niet goed voorbereid!’) hun lampjes niet kunnen ontsteken en proberen het op te lossen. En als dat niet ter plekke lukt, want die andere meisjes weigeren hun olie te delen – dan nemen ze drastischer maatregelen. Ze rennen de stad in en gaan zoeken. Stel nou dat ze dáár gebleven waren, langs de kant van de weg. Balend dat ze zonder lichtje daar stonden. Stel nou dat de stoet die tien meisjes was gepasseerd. En stel nou dat die vijf meisjes zonder olie hadden gezegd: ‘Sorry, bruidegom, olie op, geen reserveflesje meegenomen. Suf.’ Had de bruidegom dan ook gezegd: ‘Buiten blijven, ik ken jullie niet!’? Of had hij hen dan mild en vriendelijk aangekeken en hen uitgenodigd mee te gaan naar binnen?

Het punt is dat de meisjes weglopen. Weglopen voor hun eigen tekortschieten. Voor hun eigen klunzigheid. Ze proberen hun blunder te verbloemen om maar vooral geen gezichtsverlies te hoeven lijden. Ze schamen zich voor hun gebrekkige voorbereiding. Ze willen niet hoeven toegeven dat ze een inschattingsfout hebben gemaakt. Of er überhaupt niet over hebben nagedacht, maar gewoon op weg zijn gegaan om de bruidegom op te wachten, met in hun hoofd alleen maar de vreugde en verwachting van de bruiloft, die alle praktische gedachten overstemden. Ze vallen zichzelf tegen of zijn bang de bruidegom tegen te vallen en lopen daarvoor weg. Ze vluchten voor hun eigen tekortschieten. Willen hun eigen donkere kanten, hun eigen gebreken, hun menselijkheid niet onder ogen zien. Liever proberen ze nog gauw hun feilen te verdoezelen.

En ineens zie ik mezelf in die meisjes zonder olie. Ik doe hetzelfde als zij, namelijk vluchten voor mijn eigen menselijkheid met alle blunders en fouten die daarbij horen. Maar mijn vlucht speelt zich van tevoren af. Die uit zich in een té goede voorbereiding, om maar vooral niet tegen te vallen, om maar vooral gezichtsverlies te voorkomen. Heel menselijk, maar de bruidegom zit niet te wachten op tien meer-dan-perfect voorbereide meisjes. De bruidegom neemt je zoals je bent: menselijk, helemaal menselijk. Precies zoals hij je kent. Als je daar zelf maar niet voor wegloopt.

Wil je meer blogberichten lezen? Ga naar Blog: Parelduiken in de bijbel