Waar ben je?

Bij Genesis 3:9

Genesis, en dus ook de bijbel, begint met uitroeptekens. God sprak ‘Licht!’ en er was licht. Zo schept hij al roepende. Zijn woord krijgt gestalte. En in het refrein van dat scheppingslied klinken de uitroeptekens ook door. ‘En het is goed!’ Als het om scheppen gaat, is de middelmatigheid van punten niet voldoende. Nee, met kracht wordt er gesproken. Met kracht wordt er een plek om te wonen neergezet.

In Genesis 3 beginnen de vragen. Adam en Eva verschuilen zich voor God, omdat ze gedaan hebben wat met de dood bekocht zou worden: eten van de vruchten van de boom der kennis van goed en kwaad. Verscholen zitten ze. En God zoekt hen. ‘Waar ben je?’ Luid klinkt het door de lege hof. Mens, waar ben je? Waar houd je je verscholen? Sta op en kom tevoorschijn!

God zoekt ons. Hij wil ons ontmoeten. Hij zoekt ons en roept ons om tevoorschijn te komen, waar we ons ook verstopt hebben. Diep in onszelf, verscholen achter muren van angst en wantrouwen, van schaamte en schuld. Verborgen achter een façade van succes en roem, zelfredzaamheid en maakbaarheid. Verborgen achter opgepoetste buitenkanten.

Maar het gaat God niet om wat wij van onszelf willen laten zien. Het gaat Hem om wie wij zijn. Om ons diepste zelf, onze kern – hoe je het wil noemen. Het gaat Hem om de mens die Hij kent, dieper dan wij onszelf kennen. Díe mens, zijn schepsel, wil Hij opdelven. Roept Hij tevoorschijn achter die schoongespoten gevels vandaan.

‘Waar ben je?’ Deze vraag is meer dan willen weten waar iemand zich op dit ogenblik ophoudt. Deze vraag wijst de mens op zijn plek. Wat is jouw plaats hier op aarde, in de goede schepping? Jouw plaats is niet het verborgene. Je roeping is er te zíjn. In alle kwetsbaarheid, open en bloot. Hoe bedreigend of beangstigend dat ook voor ons is. Jouw roeping is te leven voor Gods aangezicht.

Wil je meer blogberichten lezen? Ga naar Blog: Parelduiken in de bijbel