Schone beker

Bij Matteüs 23:26

Jeugdorkest. Het bestuur heeft alle ouders bijeengeroepen. De dirigent heeft een woest plan: een opera uitvoeren met onze kinderen. Er is enthousiasme, maar ook sterke weerstand van enkele ouders. ‘Ik kan opera niet verenigen met mijn geloofsovertuiging.’ ‘God heeft ons de tien geboden gegeven om naar te leven en ik ga mijn kind niet in de situatie brengen dat het die moedwillig moet overtreden.’

Persoonlijk geloof ik niet dat de tien geboden iets zeggen over het al of niet uitvoeren van opera’s, maar wat me, als ik er later over nadenk, vooral treft is de buitengewoon morele opvatting van religie. Alsof geloof gaat over wat wel en wat niet mag. Alsof geloof gaat over het aanleren van een juiste levenshouding, op straffe van verlies van toegang tot de hemel. Alsof geloof een eenduidige meetlat levert waarlangs je de correctheid van je gedrag kunt afmeten.

Deze geloofshouding is overigens niet voorbehouden aan de wat zwaardere geloofsrichtingen. Alleen is het voor mij daar beter zichtbaar dan in de eigen traditie. Maar ook in mij, diep verscholen, leeft de overtuiging dat goed gedrag beloond zal worden. Dat elke zondag naar de kerk gaan mijn zieleheil veiligstelt. God als administrateur van mijn doen en laten, die op enig moment de balans opmaakt.

De bijbel heeft niet als doel om ons het juiste gedrag voor te schrijven, wat we moeten dóen (of laten). Nee, de bijbelse verhalen vertellen ons keer op keer wie wij zíjn. Ze helpen om onszelf stap voor stap te gaan zien zoals God ons ziet. Dat vraagt bereidheid van ons tot transformatie of, zoals de bijbel dat noemt: bekering. Bekering in hoe je jezelf ziet en ervaart. Jij bent kind van God. En wat voor jou geldt, geldt voor ieder ander. Laat dat tot je doordringen en je kunt niet anders dan leven op een manier die anderen niet schaadt, die de schepping niet schaadt – ik moet er misschien even bijschrijven: voor zover dat binnen onze mogelijkheden ligt. ‘Spoel eerst de binnenkant van de beker om’, zegt Jezus, ‘dan wordt de buitenkant vanzelf ook schoon.’ En daarmee zegt hij iets over hoe je moet leven, namelijk vanuit je zíjn, vanuit je wezen.

In een morele opvatting van godsdienst gaat het niet om God. Jij staat met je goeie gedrag zelf centraal. Nee, zeggen de bijbelverhalen keer op keer – jíj bent niet de kern van je bestaan. Dat is God! Doe alles weg uit jou wat niet God is. Maak je binnenkant schoon. Zuiver jezelf. Zuiver je hart. En orden je leven daarnaar. Leef van binnenuit, geef je leven vorm van binnenuit, vanuit die zo zuiver mogelijke kern. Dan komt het met je levenswandel vanzelf wel goed.

Wil je meer blogberichten lezen? Ga naar Blog: Parelduiken in de bijbel