Parelduiken in de bijbel

Onmogelijke mogelijkheid

Bij Lukas 1:11-20

Priester Zacharias voert zijn taak in de tempel uit. Uit het niets verschijnt hem een engel, die vertelt dat hij en zijn onvruchtbare vrouw Elisabeth een zoon zullen krijgen. Dat Zacharias dit nieuws niet in een keer kan bevatten, snapt iedereen. Het is te groot, te ‘onwerkelijk’. Tenminste, als je je beperkt tot de werkelijkheid als denkbaar, zichtbaar, tastbaar. Nee, wat hier beloofd wordt, het plaatje dat hier geschilderd wordt, ligt ver voorbij het menselijk voorstellingsvermogen. Een kind krijgen, vrucht dragen – als je oud bent en onvruchtbaar? ‘Doe toch realistisch.’

‘Doe toch realistisch.’ Dit is de stem van mijn verstand. Mijn verstand, dat mij wil laten geloven in zíjn waarheid. In zíjn visie op de werkelijkheid. Want zeg nou zelf, als we niet reëel blijven, dan wordt het niets met deze wereld. Aan fantasten hebben we geen boodschap.

Maar die stem van die engel dan? Was die niet reëel? Jazeker wel. Alleen komt die stem uit het Rijk van onmogelijke mogelijkheden. Wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God. Zijn zicht (voor zover God kijkt) beperkt zich niet tot dat wat wij voor mogelijk houden. Hij kijkt bij wijze van spreken verder dan onze neus lang is. Wij kijken daarentegen met de ogen in ons hoofd, met de ogen van ons verstand. En daardoor zien we niet dat er naast, boven en in onze werkelijkheid een andere, werkelijker werkelijkheid is, waarin alles openligt, waarin alles mogelijk is. Soms breekt God door de muur van onze ‘realiteitszin’ heen en gunt ons een blik op alle onmogelijke mogelijkheden. Wij geloven onze ogen niet als we dat zien – en sluiten ze weer snel. Het is te groot, te ‘onwerkelijk’.

Zacharias kan de boodschap van de engel niet bevatten. De engel legt zijn tong lam. Hij zal niet kunnen spreken totdat de jongen geboren is. Een lange periode van bezinning heeft Zacharias voor de boeg, om zich te leren overgeven aan die onmogelijke mogelijkheid.

Navelstaren

Bij Psalm 1:3

‘Al dat zitten op je meditatiebankje, al dat zelfonderzoek – het leidt tot niets. Ga liever iets dóen!’ Oei, wat ken ik deze stem goed. Een van de vele stemmen in mijzelf, die proberen mij in hun macht te houden. Deze is van mijn ego, mijn kleine ikje, dat zich groot maakt en me eronder probeert te houden. Het veroordeelt mijn zoektocht naar God, want stel je voor dat ik die vind – die ruimte, die vrijheid, dat leven. Dan doet dat ikje er niet meer toe. Het is bang. Bang om de macht uit handen te moeten geven. En daarom roept het: ‘Navelstaren! Dát is het!’

Dan lees ik Psalm 1. Gelukkig is de mens die de weg van God gaat. ‘Hij zal zijn als een boom, geplant aan stromend water.’ Een boom aan een beek. Vaak genoeg gezien. Stam, takken, loof. Helder, stromend water. Maar nu breekt het beeld open. Ik kijk dwars door de aarde heen en zie de wortels van de boom. Ze vertakken zich onder de grond zoals de takken in de lucht. Alsof ik de boom zie, weerspiegeld in het water. Uit elke hoofdwortel ontspruiten zijwortels, steeds dunner, steeds fijner, totdat het haarwortels zijn. Zij nemen het frisse water in zich op en voeren het omhoog, door het hele wortelstelsel heen, zodat het – voor het mensenoog zichtbaar – de boom tot in de bladpunten voedt. Deze boom, stevig geworteld in de grond, drinkt rechtstreeks uit de bron. Tuinman noch gieter komt eraan te pas.

En dan breekt het beeld nog verder open. De stam, de takken en de bladeren – dat ben ik. Mijn zichtbare, waarneembare buitenkant. De wortels onder de grond zijn de rafelige uiteinden van mijn geestelijke navelstreng. Gezocht en afgetast heeft die. Waar kan ik wortelen? Waar komen mijn levenssappen vandaan? Uit welke bron is het goed te drinken? De rafelige uiteinden van mijn geestelijke navelstreng – de wortels van die boom. In het verborgene groeien zij steeds breder, steeds dieper in God. Wortelen zij in de diepste grond van het menszijn. En zij drinken onbelemmerd uit de bron van levend water. Nemen het leven in zich op en brengen het naar boven, naar mijn zichtbare, waarneembare buitenkant.

Ja, navelstaren. Dat is precies wat ik doe op mijn meditatiebankje. En ik zie daar hoe mijn geestelijke navelstreng zich steeds meer en steeds dieper hecht en verankert in God.

Bidden

Bij Matteüs 7:7

‘Bid en u zal gegeven worden.’ Een uitspraak van Jezus, waarop ik mijn tanden stukbijt. Met bidden heb ik moeite. Voortdurend roept het het beeld op van een almachtige God, die hemel en aarde bestuurt en voor wiens aangezicht je een pleidooi houdt. Een pleidooi dat God moet vermurwen om iets te veranderen aan de omstandigheden waarin je verkeert. Of iemand anders – maar laten we het voor de helderheid maar even alleen over onszelf hebben. Bidden wordt dan, heel kort door de bocht: ‘God, ik heb last van dit of dat. Doe er iets aan.’

Ik hoef je niet te vertellen dat dat geen bidden is. Dat weet je zelf ook wel. Ik weet het ook, maar tóch zit dat beeld me dwars. Ik vind het moeilijk om het anders zien. En Jezus’ uitspraak maakt het er niet beter op.

Christopher Jamison helpt me om er anders tegenaan te kijken. Hij schrijft in zijn boek ‘Gelukslessen van een abt’ onder andere over ijdelheid. Over de mens die graag denkt: ‘Ik kan het zelf wel.’ Maar met die gedachte graven wij onszelf een enorme valkuil. ‘Wat wij moeilijk kunnen aanvaarden van het menselijk bestaan’, schrijft hij, ‘is dat wij kwetsbaar zijn.’ Bidden helpt je om onder ogen te zien dat jij je leven niet zelf maakt, maar dat je hier en daar hulp nodig hebt om het aan te kunnen. Bidden helpt je om je af te vragen en duidelijk te krijgen wat je nodig hebt in jouw concrete situatie. Liefde, kracht, moed … En mét dat je daarom vraagt, erken je je eigen zwakheid, je kwetsbaarheid. Niet jíj maakt je leven; je hebt hulp nodig. Het simpele feit dat je om hulp vráágt, maakt je ontvankelijk. Pas nu je open staat voor het ontvangen van hulp kan God – in welke vorm dan ook en door wie dan ook heen – jouw leven binnenkomen om je de ogen te openen voor de hulp die beschikbaar is. Je staat nu volop ín de ‘natuurlijke liefdesstroom tussen mensen’, zoals Jamison het noemt.

Als wij denken dat we het leven zelf aankunnen – of vinden dat we dat zouden moeten kunnen – vormen wij zelf het obstakel dat deze liefdesstroom blokkeert. Bidden helpt je om die overtuiging los te laten en zo de weg vrij te maken voor God om via een medemens jou te geven wat je nodig hebt. ‘Bid en u zal gegeven worden.’ Het klinkt ineens heel anders.

Heb je vijanden lief

Bij Matteüs 5:44-45

O, o, wat maakt die Jezus het ons soms moeilijk. ‘Heb je vijanden lief.’ Hoe komt hij erop! Je vijand is toch juist je vijand omdat hij je dwarszit, in de weg zit, een andere mening is toegedaan, iets heeft wat jij niet hebt – you name it. In ieder geval is hij niet je vijand omdat hij zo leuk en het liefhebben waard is!

Tja. De liefde. Als wij denken aan liefhebben, dan denken wij aan onze geliefden. Partner, ouders, kinderen, vrienden – mensen die je na staan en heus, ik weet ook wel dat ze niet altijd doen wat jij wilt dat ze doen en zeggen wat jij wilt dat ze zeggen, maar vooruit, ze horen in je leven en als ze niet ál te rare dingen uithalen is het vrij eenvoudig om van ze te houden. Al was het alleen maar vanwege de geschiedenis die je samen deelt.

Maar is dat liefhebben? Liefhebben met de liefde die God is? Gods liefde is liefde zonder waarom, zegt de middeleeuwse mysticus Meester Eckhart. Zonder waarom, zonder reden, zonder oorzaak – gewoon, het vloeit eenvoudigweg uit jou voort omdat je bent. ‘De roos kent geen waarom, zij bloeit’, schrijft de 17e-eeuwse mystieke dichter Angelus Silesius. Een roos denkt er niet over na voor wie hij bloeit. Zijn pracht en zijn geur schenkt hij aan iedere willekeurige voorbijganger, of die nou goed is of slecht, een vriend of een vijand.

Menselijke liefde is altijd liefde met een waarom. Jezus zegt: ‘Als je wilt liefhebben zoals God liefheeft – en echt, dat is ieder mens gegeven! – dan is dít de lakmoesproef. Als je je vijand kunt liefhebben, iemand die niet vanzelf prettige gevoelens bij jou losmaakt en van wie jij niets wilt, dan weet je dat je goed zit. Dan heb je lief zonder waarom. Dan geef je handen en voeten aan degene die je van binnen al bent: kind van God. Oefen maar op je vijand. En heb je die liefde te pakken? Heb dan iedereen lief op die manier.’