God is in Waardanook

Bij Genesis 28:10-19

Jakob vlucht voor zijn tweelingbroer Esau. Hij heeft de zegen voor de eerstgeborene aan hun blinde vader Izaäk ontfutseld door zich voor te doen als zijn nét iets oudere broer. Esau woest. ‘Ik zál hem!’ Moeder Rebecca vreest voor het leven van haar jongste en stuurt hem naar haar broer Laban in Haran.

Ik citeer min of meer letterlijk uit de Naardense vertaling: ‘Jakob trekt weg van Beëer Sjeva en gaat op Haran aan. Hij bereikt het oord en overnacht daar. Hij neemt een van de stenen van het oord en legt die aan zijn hoofdeinde. Zo slaapt hij in, in dat oord.’ Wat gek! Ik hoor het als ik de tekst hardop lees: drie keer ‘het oord’ in één enkel vers. Ik weet, omdat ik het verhaal ken, dat Jakob hier nog niet in Haran is, dus daar verwijst ‘het oord’ niet naar. Maar de verteller heeft het wel over hét oord. Vreemd, vreemd, vreemd.

Jakob droomt zijn beroemde droom. Hij ziet een ladder die van de aarde naar de hemel reikt en waarover engelen opklimmen en neerdalen. En hij ziet en hoort de Ene, God van Abraham en Izaäk. De belofte klinkt: land, nakomelingen, ik ben met je. Jakob wordt wakker uit zijn slaap en zegt: ‘Waarlijk is hier de Ene in dit oord; en ik, ik heb het niet onderkend!’ Wéér het oord.

Jakob zet de steen waarop zijn hoofd gerust heeft rechtop en zalft deze met olie. ‘Hij roept als naam uit over dat oord: Betel. Voorheen was Luz de naam van de stad.’ Kijk. Nu wordt het nog vreemder. Waarom doet de schrijver van Genesis zo ingewikkeld met ‘dat oord’ als die plek een naam heeft, namelijk Luz? Waarom maakt hij een plaats met een naam naamloos? Waarom schrijft hij niet gewoon: Jakob kwam in de buurt van Luz; hij overnachtte daar en droomde?

Naamloosheid. De bijbelschrijvers bedienen zich daar vaker van. Een naamloos mens of een naamloze plek. Daarmee maken ze de verhalen niet onpersoonlijk, maar bovenpersoonlijk. Als er een naamloze man of vrouw ten tonele wordt gevoerd, is dat niet een ‘niemand’, maar een ‘iedereen’. Iedereen zou die mens kunnen zijn. Een naamloos iemand is een uitnodiging. Wij mogen onszelf in die mens zien. Als er sprake is van een plek zonder naam, dan gaat het de schrijver niet om díe specifieke plek, maar vertelt hij iets dat overal, wanneer dan ook, waar dan ook gebeurt of zou kunnen gebeuren. Dat de schrijver van Genesis in een bijzinnetje nog even toevoegt dat die plek vroeger Luz heette, benadrukt dat hij ervoor gekozen heeft die plek eerder in het verhaal naamloos te laten. ‘God is in dit oord’, zegt Jakob. God is anywhere. God is in Waardanook.

Op die plek, Waardanook, ervaart Jakob de tegenwoordigheid van God. Hij bereikt die plaats, gaat er slapen, wordt wakker en weet dan: ‘God is hier en ik heb het niet onderkend.’ Nee, inderdaad, hij was het zich niet bewust; hij moest eerst wakker worden. Grappig genoeg gebeurt dat in zijn slaap. Door zijn droom zijn zijn ogen geopend voor de Aanwezige.

Jakob zet de steen rechtop en zalft deze. Hij noemt deze plek Betel. Dat betekent: huis van God. Jakob zegt daarmee: deze plek is huis van God, op deze plek woont God. Maar wij weten inmiddels: deze plek is niet precies die plek, maar anywhere. Waardanook is het huis van God. Of, andersom: het huis van God is waar dan ook.

God is overal en te allen tijde op gelijke wijze tegenwoordig, schrijft de middeleeuwse mysticus Meester Eckhart. God is waar dan ook, wanneer dan ook op gelijke wijze tegenwoordig. Altijd en overal te ervaren voor iedereen. Alleen: wij zijn het ons zo vaak niet bewust. Onze ogen zijn er niet voor geopend. Wie zijn ogen er stap voor stap (of soms plotsklaps, door een crisis bijvoorbeeld) voor laat openen, die gaat het zien. Die gaat God zien achter, in, onder alles. Elke situatie is thuis, is bergplaats voor God. Hij is aanwezig, overal en altijd, maar verborgen in de diepte van het bestaan. In de meest verheven ervaring is hij tegenwoordig en in het meest alledaagse klusje ook. Niet anders, maar op gelijke wijze.

‘Waarlijk is hier de Ene in dit oord; en ik, ik heb het niet onderkend!’ Hij was er, maar ik, ík zag het niet! Met nadruk wijst Jakob op zichzelf. God laat zich ‘in dit oord’ kennen, ervaren, zien, voelen, horen – maar ik, ík zie het zo vaak niet. Ik loop eraan voorbij, omdat ik gericht ben op mijn eigen plannen en doelen. Omdat ik denk over God dat hij zus of zo is en hem misloop omdat hij anders blijkt te zijn dan ik me had voorgesteld. Omdat ik geleerd heb te denken dat God alleen in kerken en tempels woont. Maar God woont in Waardanook.

Wil je meer blogberichten lezen? Ga naar Blog: Parelduiken in de bijbel