Zorgeloze zomer

Bij Matteüs 6:34

De zomervakantie breekt aan of is al aangebroken – afhankelijk van de regio waar je woont. Een zorgeloze tijd; dagen van opademen, loslaten, vrijheid. Tenminste, met een beetje geluk is dat zo. Want sommige dingen blijven op je ziel drukken, waar je ook bent en wat je omstandigheden ook zijn.

‘Maak je geen zorgen over de dag van morgen’, zegt Jezus. Ook hij heeft het over die zorgeloosheid. Zou hij niet weten van die dingen die je hart bezwaren? Zeker wel. Hij wijst er zelfs naar. ‘Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen last’, voegt hij eraan toe. Dus zijn woorden moeten we niet opvatten als: zet je zorgen aan de kant en het komt goed. Nee, hij zegt: maak je geen zorgen over de dag van mórgen. Met andere woorden: blijf bij de dag van vandaag. Dat is voldoende.

En daar zit wat in. Wie zich zorgen maakt over morgen, of over welke dag in de toekomst dan ook, verdeelt zichzelf. Je ademt in het hier en nu, maar je aandacht is elders, in een tijd die nog moet aanbreken. Maar als je lichaam hier is en je aandacht dáár – waar ben jij dan? Jezus lijkt hier tegen ons te zeggen: pas op dat je niet in stukjes uiteen valt. Zorg dat je een geheel blijft. Verzamel jezelf uit andere deeltjes tijd en ruimte en breng jezelf weer bij elkaar. Maak jezelf weer één.

Wat Jezus ons gunt, is dat we onszelf ervaren als een geheel. Dat kan alleen in het hier en nu, nooit in het verleden of de toekomst. Alleen in het hier en nu kunnen wij onszelf ervaren als kind van de Ene, die zijn een-zijn in ons gelegd heeft. Alleen in het hier en nu kunnen wij samenvallen met wie wij ten diepste zijn. Wie zich zorgen maakt over morgen en dus zichzelf in tweeën splitst, zal dat nooit ervaren. En wie, al is het maar een klein moment, die eenheid ervaren heeft, weet dat zorgen maken niets toevoegt aan je leven, maar eerder iets van je afneemt.

Ik wens je een ‘hele’ zomer.

Ontvangen

Bij Lukas 10:38-42

Jezus is in zomaar een dorpje en wordt daar ontvangen door Marta in haar huis. Nou ja, ontvángen … Marta is vooral bezig met het ontvangen zelf, niet met haar gast. Ze is zó druk doende hem een comfortabel verblijf te geven, dat ze geen ruimte meer heeft om hém te ontvangen. De vele dingen nemen haar in beslag.

Als Marta haar beklag komt doen bij Jezus dat zíj zich uit de naad werkt, terwijl haar zuster Maria op haar achterste zit, antwoordt Jezus: ‘Marta, Marta, je maakt je druk om vele dingen, maar één is nodig. Maria heeft het goede deel gekozen.’

Ik vind het lastig om los te komen van de gemakkelijke, moraliserende uitleg van dit verhaal. Jezus die hoofdschuddend verzucht: ‘Marta, Marta. Maak je niet zo druk en ga toch eens zitten.’ Het ligt zó voor de hand om het verhaal zo te duiden, dat ik moeite heb een andere laag aan te boren. Toch probeer ik het. Ik vind een ingang bij de tegenstelling die Jezus gebruikt: vele dingen tegenover één. Dat ‘vele’ waren we al tegengekomen. Marta wordt in beslag genomen door vele dingen. Naar alle kanten getrokken. Heb ik hier en daar wel aan gedacht, heb ik dit en dat wel in huis. Haar hoofd en haar hart zijn naar buiten gericht. Jezus laat zien dat het ook anders kan. Dat ze niet uit elkaar getrokken hoeft te raken, als ze zich richt op het ene. Op de Ene. Op God.

Nog iets. Dat ‘goede deel’ in de woorden van Jezus – het klinkt al snel veroordelend. Alsof er ook een minder goed deel zou bestaan. Zo kun je het interpreteren, maar dat woord ‘goed’ gebruikt Jezus verderop in het evangelie om te zeggen: ‘Niemand is goed, behalve God.’ Wie kiest voor ‘het goede deel’, kiest dus voor het goddelijke deel, voor God.

Kortom: wie zich richt op de veelheid, raakt bezet door dit en dat. Wie zich richt op de Ene, blijft vrij. Vrij om zich niet te laten bezetten door alles wat er gedaan moet worden om Jezus te ontvangen; vrij om ontvankelijk te blijven.

Hoe zou het verder zijn gegaan? Zou Marta beschaamd en terechtgewezen zijn gaan zitten om ook naar Jezus te luisteren? Nee hoor. Ze is gewoon teruggegaan naar de keuken om het eten af te maken. Maar innerlijk als een compleet ander mens.

Verloochen jezelf

Bij Marcus 8:34

Krasse woorden spreekt Jezus tegen zijn leerlingen en alle anderen die hem volgen. ‘Als iemand mij wil volgen, laat hij zichzelf verloochenen.’ Krasse woorden, die bij mij een paar jaar geleden nog op stevige weerstand konden rekenen. ‘Mezelf verloochenen? Ik ben net bezig te ontdekken wie ik ben, mezelf te ontplooien. Moet dat allemaal op de schroothoop?’ De stem van angst. Angst dat ik de ruimte, die ik nog maar net bevochten had, meteen weer zou moeten afstaan. Angst dat de ‘ik’ die ik nog maar net had ontdekt en die ik serieus wilde nemen, niet mocht blijven. Dat ik mezelf moest onderdrukken. Weerstand, weerstand, weerstand.

Inmiddels ben ik vele woorden van Meester Eckhart en andere mystici verder en ik begin een diepere laag te ontdekken in deze woorden van Jezus. Want waartegen moet je eigenlijk nee zeggen als Jezus je oproept jezelf te verloochenen? Waarvan moet je je losmaken? Het antwoord op deze vragen heeft alles te maken met het antwoord dat je geeft op deze vraag: wie ben ik?

Langzaam maar zeker leer ik zien dat er meerdere Marga’s zijn. Dat klinkt misschien verward, en het is af en toe ook verwarrend, maar wat ik bedoel is dit. Er is een Marga die ik denk te zijn. Dat is de Marga die bang is dat er geen ruimte voor haar is. Dat ze niet gezien wordt, niet serieus genomen wordt. De Marga die in de weerstand schiet als iemand suggereert dat ze zichzelf uit handen zou moeten geven. Maar er is ook een Marga die God in mij ziet. En die Marga leeft rustig en vol vertrouwen in de wetenschap en de voortdurende ervaring dat het leven goed is zoals het is.

Het laat zich raden. Wat ik denk dat Jezus bedoelt is: verloochen, zeg nee tegen wie jij denkt dat je bent. Bied weerstand tegen die stem in jou die jou ziet als afgescheiden van andere mensen, afgescheiden van God. Volg niet die stem van angst. Nee, volg míj. Maak ruimte in jezelf voor hoe God jou ziet. Maak je los van de beelden die je van jezelf hebt, zodat jouw beeld-van-God-zijn aan het licht kan komen. ‘Verloochen jezelf.’ Krasse woorden van Jezus, maar wat een perspectief openen ze!

De verloren kudde

Bij Lukas 15:1-7

Die arme 99 andere schapen!

Nogmaals de gelijkenis van het verloren schaap. Iemand heeft honderd schapen; een raakt er verloren. De eigenaar laat de 99 andere achter in de woestijn en gaat achter het verloren schaap aan totdat hij het vindt. Werkelijk! Welke herder doet zoiets! Een nagenoeg hele kudde onbeheerd achterlaten in de woestijn, waar voortdurend gevaar dreigt. Honger, dorst, kou, wilde dieren. Daar staan 99 schapen, gewoon aan hun lot overgelaten. Verloren. Of hard op weg om dat te worden.

En dan: zal de herder wel terugkomen? Het ene schaap is verloren, op een dwaalweg geraakt. Aannemende dat dat schaap een beeld is voor de mens: het gaat niet de weg ten leven, maar het doolt rond in het donker, misschien wel in het doodsgebied. De herder zal ook deze weg moeten gaan om dat ene verloren schaap te vinden. Maar wie zegt dat hij sterk genoeg is om niet in de klauwen van het duister terecht te komen? Dat hij sterk genoeg is om het gebied van duisternis en dood in te gaan en er ook weer uit terug te keren? Je moet in spirituele topconditie verkeren om dát te kunnen! In ieder geval: de herder verdwijnt – net zo ver als het verloren schaap verdwenen is. Hij gaat dezelfde weg.

Daar staan 99 schapen zonder herder. Aan hun lot overgelaten. Aan hun lot overgelaten? Nee, de herder is vertrokken om het ene schaap te vinden, maar laat de 99 andere niet aan hun lot over, maar aan elkáár. De 99 hebben elkaar – ter bescherming tegen kou, tegen wilde dieren.

Als je dit beeld goed tot je laat doordringen, roept het een vraag op. Ik ben als kerklid maar al te gemakkelijk geneigd te denken dat wij in de kerk de goede herder ‘hebben’, dat wij Jezus ‘hebben’, dat wij God ‘hebben’. Maar misschien is de kerk wel de plek van de kudde, van de 99 door de herder in vertrouwen achtergelaten schapen. Aan elkaar toevertrouwd. En is de herder zelf op diverse dwaalwegen aan het zoeken naar wie verloren is.